Les 2 18/ 04

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Le jeudi 18 avril

Plan du cours

1. Les buts du cours

2. Quiz herhaling hoeveelheidswoorden en Grammaire II

3. Prononciation des mots apprendre 6

4. le travail du jour (ensemble et en autonomie)

5. Doelen bereikt? 

1. Les buts du cours

Kennis:

-Je hebt de woordjes van apprendre 8 geoefend,

Schrijfvaardigheid:

-Je kan een korte tekst schrijven over je eetgewoontes. 

-Je kan schrijven wat je lekker of niet lekker vindt. 

2a. Wat weet je nog van vorige les?

Hoe zeg je ...

-"Ik wil graag brood alstublieft?", 

-"Ik eet croissants als ontbijt". 

3. Apprendre 8 oefenen

Prends ton livre à la page 74 et lis les mots. 

4. Fais un mindmap en duo

1. Pak een papier en schrijf in het midden centraal het onderwerp van je mindmap = Mon petit-déjeuner

2. Schrijf daarna de woordjes/werkwoorden in het Frans dat je nodig hebt om over je ontbijt te kunnen praten. 

Let op: je mag geen zinnen schrijven. 

Mon petit déjeuner

5. Le travail du jour

En autonomie

Gebruik je mindmap en maak de volgende opdrachten.

Écrire: 24 + 25 + 26 + 29

Havo-route : 24 + 25A + 26+ 28

Leren: Apprendre 8 + 9 

6. Heb je de doelen behaald? 

Kennis:

-Je hebt de woordjes van apprendre 8 geoefend,

Schrijfvaardigheid:

-Je kan een korte tekst schrijven over je eetgewoontes. 

-Je kan schrijven wat je lekker of niet lekker vindt. 

Wat heb je tijdens de les geleerd?

2a. Grammaire I: Prendre (nemen)

Je prends                                 Ik neem

Tu prends                                Jij neemt

Il/elle/on prend                     Hij/zij/men neemt

Nous prenons                        Wij nemen

Vous prenez                             Jullie nemen/ U neemt

Ils/elles prennent                   Zij nemen 

Tip: Apprendre en Comprendre hebben dezelfde vervoeging

2d. Grammaire II: Het delend lidwoord

-> als je over eten/ drinken wilt praten. 

Mannelijk woord = du (je voudrais du pain). 

Mannelijk woord die begint met een klinker/ h = de l' (de l'eau).

Vrouwelijk woord = de la (je voudrais de la chantilly).

Woord in het meervoud = des (je voudrais des chips).

Let op: Gebruik je een ontkenning/ hoeveelheidwoord? 

 Dan gebruik je  = de" /"d' "

2b. De hoeveelheidswoorden