H2L10 - 2HVMC - Donderdag 14 december - 2.9 Spelling - herhaling + dictee

Welkom 2HVMC





: )


Planning van dit uur
  • Mevrouw Koops aanwezig
  • Huiswerk bespreken
  • Samen oefenen
  • Vragen stellen over SO-leerstof
  • Zelfstandig werken of extra oefenen werkwoordspelling

Aan het einde van deze les
  • heb jij de leerstof van 1.9 en 2.9 Spelling herhaald.


Aankomende toetsen en opdrachten:
  • SO Spelling hoofdstuk 1 en 2 (volgende week vrijdag) 
  • Creatieve boekopdrachten (vrijdag 2 februari)

1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom 2HVMC





: )


Planning van dit uur
  • Mevrouw Koops aanwezig
  • Huiswerk bespreken
  • Samen oefenen
  • Vragen stellen over SO-leerstof
  • Zelfstandig werken of extra oefenen werkwoordspelling

Aan het einde van deze les
  • heb jij de leerstof van 1.9 en 2.9 Spelling herhaald.


Aankomende toetsen en opdrachten:
  • SO Spelling hoofdstuk 1 en 2 (volgende week vrijdag) 
  • Creatieve boekopdrachten (vrijdag 2 februari)

Slide 1 - Tekstslide

Huiswerk bespreken
timer
5:00
Wat
Huiswerk bespreken (opdracht 8 en 11 van 2.9 Spelling)
Hoe
Klassikaal
Hulp
Steek je vinger op als je een vraag hebt
Tijd
Ongeveer vijf minuten
Uitkomst
Deze leerstof komt terug op de repetitie 
Klaar
Hierna gaan we verder met de les

Slide 2 - Tekstslide

's ochtends toen hij de deur uitstapte dacht hij vanavond [bereiden, tegenwoordige tijd] ik een lekkere gezonde maaltijd voor meneer van den heuvel

op zijn werk in amersfoort riep de directeur [melden, gebiedende wijs] je eerst even bij de receptie

hij [melden, verleden tijd] zich bij de engelstalige receptionist en [spoeden, verleden tijd] zich naar zijn bureau

Slide 3 - Open vraag

Vragen SO
  • Jij kunt de tegenwoordige en verleden tijd van een werkwoord goed spellen
  • Jij kunt deze leestekens goed gebruiken: punt, komma, uitroepteken, vraagteken, dubbele punt en aanhalingstekens 
  • Jij weet wat de gebiedende wijs is en kunt die goed spellen
  • Jij weet in welke situaties je hoofdletters gebruikt
  • Dicteewoorden 1.9 en 2.9 

Slide 4 - Tekstslide

Individueel werken 
Wat
Keuze: 
- Maak Test Jezelf van 2.9 Spelling of
- Doe mee met extra oefenen - werkwoordspelling
Hoe
Individueel, in stilte 
Hulp
Docent 
Tijd
Tot het einde van de les
Uitkomst
Deze leerstof komt terug op de SO over Spelling 1.9 en 2.9 en de repetitie van hoofdstuk 2
Klaar
Keuze: 
- Herhaal Test Jezelf van 1.9 Spelling (of maak de Oefentoets)
- Bekijk de uitlegfilmpjes van 1.9 en 2.9 Spelling
- Zoek op YouTube andere uitlegfilmpjes van de onderdelen die je moeilijk vindt
- Maak een samenvatting van 1.9 en 2.9 Spelling

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Dictee 
Wat
- Schrijf je voor- en achternaam op je blad
- Schrijf de tien woorden die de docent voorleest op je toetsblad
- Houd steeds één witte regel tussen de woorden
Hoe
Individueel
Hulp
Geen
Tijd
Ongeveer 5 minuten
Uitkomst
Dit dictee kijk je straks zelf na
Klaar
Hierna gaan we verder met de les

Slide 7 - Tekstslide

Dicteewoorden
  1. aquaduct
  2. choqueren
  3. frequent 
  4. quiche
  5. requiem
  6. adequaat
  7. aquarel
  8. exquis
  9. queeste
  10. quotum  
Punten        Cijfer
10                 10,0
9                    8,9
8                    7,8
7                    6,6
6                    5,5
5                    4,8
4                    4,0
3                    3,3
2                    2,5
1                    1,8
0                    1,0

Slide 8 - Tekstslide

Hoofdletters
- Aan het begin van de zin
Morgen gaan we op vakantie. 
- Aan het begin van een citaat
Ik zeg: 'Morgen gaan we op vakantie.' 
- Bij eigennamen (personen, straten, talen, aardrijkskundige namen, merken)
- Dennis
- de Kalverstraat
- het Arabisch
- Rotterdam
- Turkse pizza
- Coca Cola 
- Bij feestdagen 
Ik heb zin in Pasen. 
- Na 's of 't aan het begin van een zin
't Regent. 
Wij hebben mevrouw Van Dam voor Nederlands. 
- Let op: als een zin begint met een cijfer, geen hoofdletter erna 
100 meter voor het einde zakte de marathonloper in elkaar. 

Slide 9 - Tekstslide

Samenvatting van de les
Jij

  • hebt de leerstof van 1.9 en 2.9 Spelling herhaald 

Huiswerk
  • Bereid je voor op de SO Spelling

    Slide 10 - Tekstslide