5V Wat doet de koning?

I. Een staat kan soeverein zijn zonder geweldsmonopolie.
II. Staten respecteren in principe elkaars soevereiniteit.

A
I is juist, II is onjuist
B
I is onjuist, II is juist
C
I en II zijn beide juist
D
I en II zijn beide onjuist
1 / 23
volgende
Slide 1: Quizvraag
MaatschappijleerMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4,5

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

I. Een staat kan soeverein zijn zonder geweldsmonopolie.
II. Staten respecteren in principe elkaars soevereiniteit.

A
I is juist, II is onjuist
B
I is onjuist, II is juist
C
I en II zijn beide juist
D
I en II zijn beide onjuist

Slide 1 - Quizvraag

In een indirecte democratie:
A
bestaan geen politieke partijen.
B
stemt de volksvertegenwoordiging over wetsvoorstellen.
C
kiest de bevolking een parlement.
D
kiest de bevolking de regering.

Slide 2 - Quizvraag

Wie hebben onder een autoritair regime vaak last van beperkingen door de overheid?
I. Het leger.
II. De media.
III. Oppositiepartijen.
IV. Burgers.

A
II en IV zijn juist
B
II, III en IV zijn juist
C
Alleen IV is juist
D
Alle antwoorden zijn juist.

Slide 3 - Quizvraag

Welke begrippen passen het beste bij elkaar?
A
Links en nivellering van inkomen.
B
Rechts en actieve overheid
C
Christendemocratie en vrijemarkteconomie
D
Confessionalisme en individuele verantwoordelijkheid

Slide 4 - Quizvraag

Kenmerkend voor de ideologie van de sociaaldemocratie is het standpunt dat:
I. te veel vrijheid zal leiden tot onrechtvaardigheid.
II. de overheid een sturende rol in het economische bestel moet hebben.
III. de verzorgingsstaat gehandhaafd moet blijven.

A
Alle antwoorden zijn juist.
B
Alleen I is juist.
C
I en III zijn juist.
D
I en II zijn juist.

Slide 5 - Quizvraag

Er is sprake van actief kiesrecht als:
A
mensen zich verkiesbaar stellen
B
kiezers de leden van de volksvertegenwoordiging kiezen
C
burgers een politieke partij oprichten
D
het kiesstelsel is gebaseerd op evenredige vertegenwoordiging

Slide 6 - Quizvraag

I. Een informateur informeert welke politici in aanmerking komen voor een ministerspost.
II. De lijsttrekker van de grootste partij is meestal de informateur.

A
I is juist, II is onjuist
B
I is onjuist, II is juist
C
I en II zijn beide juist.
D
I en II zijn beide onjuist.

Slide 7 - Quizvraag

I. Na de verkiezingen stopt het oude, demissionaire kabinet ogenblikkelijk met haar taken.
II. Als een kabinet gevallen is, volgen automatisch nieuwe verkiezingen.

A
I is juist, II is onjuist.
B
I is onjuist, II is juist.
C
I en II zijn beide juist
D
I en II zijn beide onjuist.

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

Wat doet de koning?

Slide 10 - Tekstslide

Wat doet de koning?
Taken van de koning:
  • Handtekening onder wetten

  • Overleg met minister-president --> wekelijks
  • Land vertegenwoordigen bij staatsbezoeken
  • Ministers beëdigen
  • Troonrede voorlezen - Prinsjesdag
  • Ministeriële verantwoordelijkheid 
  • Voorzitter Raad van State 
  • Had de taak om de informateur aan te wijzen, maar dat mag tegenwoordig niet meer 

De koning is wel staatshoofd, maar hij heeft geen macht.
Constitutioneel monarch 

Slide 11 - Tekstslide

Hoe kan het dat de koning bijna geen macht heeft in nederlad ? 





Grondwet van 1848!

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Raad van State
  • Onafhankelijk adviseur van de regering
  • Hoogste algemene bestuursrechter 
  • Toezicht Europese begrotingsregels
  • Uitspraak doen over besluiten van de overheid
  • Dagelijkse leiding bij mr. Thom de Graaff (D66) - vice-president
  • Koning heeft geen stemrecht bij deze besluiten! 

Slide 15 - Tekstslide

Prinsjesdag...
Prinsjesdag is altijd op de derde dinsdag in september. De vakantie is voorbij en het nieuwe werkjaar van de regering start.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Prinsjesdag...
In de Ridderzaal leest de Koning de troonrede voor. Met de troonrede gaat de Koning in op de plannen van de regering voor het komende jaar.
Prinsjesdag is altijd op de derde dinsdag in september. De vakantie is voorbij en het nieuwe werkjaar van de regering start.
Na de troonrede gaat de Minister van Financiën naar de Tweede Kamer met een koffertje. In dat koffertje zitten de Rijksbegroting en de Miljoenennota. Daarna volgen de algemene, politieke beschouwingen. 
De Rijksbegroting beschrijft de uitgaven, inkomsten en verplichtingen voor het komende jaar. De Miljoenennota laat zien hoeveel geld er binnenkomt en hoeveel geld wordt uitgegeven. In de Miljoenennota staat ook hoe het geld zal worden verdeeld.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Wat staat er in de Rijksbegroting?
De Rijksbegroting bestaat uit de begrotingsvoorstellen van alle ministeries. In de Rijksbegroting staat hoeveel geld elk ministerie krijgt en welke uitgaven zij het komende jaar verwachten. 
De Rijksbegroting geeft antwoorden op de volgende vragen:
  • Wat willen we bereiken?
  • Wat gaan we daarvoor doen?
  • Wat gaat dat kosten?

Slide 20 - Tekstslide

Wat is de Miljoenennota?
De Miljoenennota is een toelichting op de plannen die in de Rijksbegroting staan.
Ook staan er de verwachte inkomsten (bijvoorbeeld belastingen, aardgas) en geplande uitgaven (bijvoorbeeld zorg, onderwijs) in beschreven.

De Miljoenennota gaat in op nationale en internationale economische situatie. En laat zien hoe Nederland er financieel voorstaat.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video