Interview voorbereiden 2 mavo

Lezen hoofdstuk 1 en 2
  • Vandaag: herhalen theorie onderwerp, deelonderwerp en       hoofdgedachte, blz. 7 
  • Voorbereiden interview over jouw held in de buurt (inleiding af?)
  • Bespreken Lezen hoofdstuk 2 opdracht 2 en 3
                                        
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Lezen hoofdstuk 1 en 2
  • Vandaag: herhalen theorie onderwerp, deelonderwerp en       hoofdgedachte, blz. 7 
  • Voorbereiden interview over jouw held in de buurt (inleiding af?)
  • Bespreken Lezen hoofdstuk 2 opdracht 2 en 3
                                        

Slide 1 - Tekstslide

Wat leer je vandaag?
  • Je leert de kernzin van een alinea te vinden.
  •  Je leert onderscheid te maken tussen hoofd- en bijzaken.

Slide 2 - Tekstslide

KERNZINNEN

- iedere alinea heeft een kernzin


- een kernzin is vaak de eerste of de laatste zin van de alinea



Slide 3 - Tekstslide

KERNZINNEN

- in een kernzin zet een schrijver vaak het belangrijkste van de alinea: de hoofdzaak


- andere zinnen bevatten bijzaken, minder belangrijke dingen

Slide 4 - Tekstslide

HOOFDZAKEN
- wat belangrijk is in een tekst
- hoofdzaken lees je vaak in de inleiding, in het slot en in de kernzin van elke alinea

- tussenkopjes en anders gedrukte woorden kunnen helpen om hoofdzaken te vinden

Slide 5 - Tekstslide

interview
Je interviewt een 'held' uit je eigen woonplaats, bijvoorbeeld:
  • een sporter
  • een vrijwilliger van de dierenambulance
  • iemand met een bijzonder of gevaarlijk beroep
  • iemand die iets bijzonders heeft gedaan
De schrijfopdracht staat in Magister onder het kopje studiewijzer

Slide 6 - Tekstslide

Directe rede
Als er precies staat wat iemand heeft gezegd, dan heet dat de directe rede.
Wat er gezegd wordt, staat dan tussen aanhalingstekens en na een dubbele punt.
Bijvoorbeeld:                           Jan zei: 'Ik ga naar huis.'

Slide 7 - Tekstslide

Indirecte rede
Als er niet precies staat wat iemand heeft gezegd, dan heet dat de indirecte rede.
Bij de indirecte rede gebruik je geen aanhalingstekens.

Bijvoorbeeld:         Jan zei dat hij naar huis ging.

Slide 8 - Tekstslide

Soorten vragen
Gesloten vragen: ja of nee
Open vragen: hoe, wat, waar, waardoor, wanneer en waarom

Slide 9 - Tekstslide

Gesloten vraag
Op een gesloten vraag kan iemand alleen met ja of nee antwoorden.
De vraag begint met een werkwoord.


Bijvoorbeeld: Heb je een hobby?

Slide 10 - Tekstslide

Open vragen
Op een open vraag kan iemand uitgebreid antwoord
geven. De vraag begint met een vraagwoord. Bijvoorbeeld: Waarom kan jullie club niet zonder vrijwilligers?
Je kunt vragen stellen om feiten te weten te komen. Bijvoorbeeld:
– Wanneer bent u begonnen met het helpen in de voetbalkantine? 
Je kunt ook vragen stellen om iemands mening te horen.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Fase 1 t/m 3: schrijven eerste versie
  1. Doe onderzoek naar de persoon die je wilt interviewen
  2. Bedenk wat je aan het einde van het interview wilt weten
  3. Zorg voor goede open vragen die de persoon veel laat vertellen
  4. Luister goed tijdens het interview! (maak aantekeningen of neem het gesprek op)

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Verder:
  • Je werkt je interview uit tot een verslag
  • Je krijgt een cijfer voor de opdracht (in week 41)

  • Op vrijdag 6 oktober neem   jij jouw kladversie mee

Slide 15 - Tekstslide

Fase 3 schrijven
Schrijf de inleiding met daarin:
  • wie (voor- en achternaam, geboortedatum, klas, eigenschappen, hobby) 
  • wat (vertel in één zin waarover het interview gaat) 
  • waar en wanneer (op welke plek, op welke datum en onder welke omstandigheden) 
  • waarom (vertel waarom je wilt weten hoe de geïnterviewde over het onderwerp denkt)
  • nieuwsgierig maken (zodat de lezer verder gaat lezen)

Slide 16 - Tekstslide

  • Lezen hoofdstuk 2 opdracht 4
  •  Huiswerk : vrijdag 13 oktober  interview over een held in jouw buurt af (snelhechter)
  • Klaar? Start met de woordenschat van hoofdstuk 1 (krijg je een s.o. over!)
  • Vrijdag 3 november toets lezen over hoofdstuk 1 en 2 (dyslecten?) 

Slide 17 - Tekstslide