Mocktest Theme 1&2

Mocktest Theme 1&2
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Mocktest Theme 1&2

Slide 1 - Tekstslide

Past Simple
Past simple!
Past simple

Slide 2 - Tekstslide

Past Simple:

Wat is de regel van de past simple?
A
hele ww+ - (i)ed of irregular verb 2e rijtje
B
shit = hele ww+-s
C
vorm van to be + hele ww+ -ing
D
have/has + voltooid deelwoord (3e rijtje)

Slide 3 - Quizvraag

Past Simple:

Wat zijn de signaalwoorden van de Past Simple?
A
Tomorrow, next week, in 2025,
B
Last month, yesterday, a month ago, in 2012
C
Today, now,
D
again, always, constantly

Slide 4 - Quizvraag

Wat is de past simple van 'jump'?

Slide 5 - Open vraag

Past simple van:
cut

Slide 6 - Open vraag

Past simple van : be

Slide 7 - Open vraag

past simple van:
have

Slide 8 - Open vraag

Wat is de past simple van 'go'?

Slide 9 - Open vraag

'Past continuous'
Past Continuous

Slide 10 - Tekstslide


Past Continuous
Wanneer gebruik je de Past Continuous?
A
Wanneer iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt.
B
Wanneer iets een tijdje bezig of aan de gang was in het verleden.
C
Wanneer iets in het verleden is gebeurd.
D
Wanneer iets in het verleden is begonnen en nu nog bezig is.

Slide 11 - Quizvraag

Past continuous:

Wat is de regel van de past continuous?
A
hele ww+ - ed of irregular verb
B
was/were hele ww+ -ing
C
vorm van to be + hele ww+ -ing
D
have/has + voltooid deelwoord (3e rijtje)

Slide 12 - Quizvraag

Past Continuous:
in welke zin wordt de past continuous gebruikt?
A
I haven't been to that film yet.
B
I was walking down the street when I tripped.
C
I lived in Utrecht in 2010
D
I am eating a sandwich.

Slide 13 - Quizvraag

Past Continuous:
Welke zin staat in de Past continuous?
A
They were living in poverty.
B
They are living in poverty.
C
They lived in poverty.
D
They have been living in poverty.

Slide 14 - Quizvraag

past continuous van 'sleep'
A
am/is/are sleeping
B
was/were sleeping
C
slept
D
have been sleeping

Slide 15 - Quizvraag

Past Simple vs. Past Continuous
Wanneer gebruik je Past Continuous?

  • Je gebruikt de Past Continuous om te zeggen dat iets in het verleden een tijdje duurde of een tijdje aan de gang was. 

  • Het verschil met de Past Simple is dus dat de Past Simple gaat om een moment, terwijl de Past Continuous gaat over een langere gebeurtenis


Slide 16 - Tekstslide

Now show what you know!

(maak zinnen met de past continuous en past simple)

Slide 17 - Tekstslide

I ______ a film when the telephone ______. (watch / ring)

Slide 18 - Open vraag

She ______ home when the accident ______ (drive / happen)

Slide 19 - Open vraag

Past Simple vs Past Continuous
I _________ (sleep) when you _______ (call) me.

Slide 20 - Open vraag

Past Simple vs Past Continuous
My sister __________ (study) in Berlin when she was young.

Slide 21 - Open vraag

Past simple vs past continuous: When I __________ (arrive), they __________ (leave)

Slide 22 - Open vraag

Past simple vs Past continuous
Last year, I ............ Japan. (to visit)

Slide 23 - Open vraag

de Present Perfect
De Present Perfect

Slide 24 - Tekstslide

Wanneer gebruik je de present perfect?


  • Om te praten over iets wat in het verleden is begonnen, en nu nog aan de gang is (nog niet afgelopen)

Bob has known John since they were 10.
Mary has worked at the market for 5 years now.
Bill and Kate have been friends since 2011.



Slide 25 - Tekstslide

Wanneer gebruikje de present perfect?
  • Om te praten over iets wat in het verleden gebeurd en waar je nu het resultaat van merkt:
Sharon has broken her leg (now she can't walk)
Jim has lost his keys ( now he can't open the door)
Gwen has eaten too much (now she feels sick)






Slide 26 - Tekstslide

Hoe maak je de present perfect?
  • Have / has + voltooid deelwoord

I have lived here for ten years.
She has known him since 2011.

Slide 27 - Tekstslide

Hoe vorm je de Present Perfect?
A
stam + ED
B
met het derde rijtje van de irregular verbs
C
stam + S bij he / she / it
D
met has / have + voltooid deelwoord

Slide 28 - Quizvraag

I
You
He/She/It
We
You
They
have 
have
have 
have 
have 
has

Slide 29 - Sleepvraag

Alice has lived in Rome for two years.
Woont ze daar nog of woont ze nu ergens anders?
A
Ze woont daar nog
B
Ze woont nu ergens anders

Slide 30 - Quizvraag

He ......................... ( play)


A
have played
B
has played

Slide 31 - Quizvraag

I ........................(work) very hard.
A
has worked
B
have worked

Slide 32 - Quizvraag

Welke zin staat in de present perfect?
A
She has a cat.
B
She has had her cat for 9 years.

Slide 33 - Quizvraag

Helen .............. ........................ here for 7 years.
A
have live
B
has lived
C
has live
D
have lived

Slide 34 - Quizvraag

You.......................(walk) to Germany
A
Has walked
B
Have walked
C
Has walk
D
Have to walk

Slide 35 - Quizvraag

Which sentence is the present perfect?
A
I bought a dog
B
I have bought a dog
C
I buy a dog
D
I am buying a dog

Slide 36 - Quizvraag

Modal verbs
MODAL VERBS

Slide 37 - Tekstslide

Welke modal?

Verplichting
A
Must
B
Have to
C
Can
D
Should

Slide 38 - Quizvraag

De modal "should" betekent..?
A
een dringend advies
B
een verplichting
C
een vrijblijvend advies

Slide 39 - Quizvraag

De modal "must" betekent...?
A
een dringend advies
B
een verplichting
C
een vrijblijvend advies

Slide 40 - Quizvraag

Use: 'can' or 'to be able to'
'Emma has travelled a lot. She .... (speak) five languages.'

Slide 41 - Open vraag

can - could - to be able to - to be allowed to
I... (not) sleep last night.
A
could
B
can
C
can't
D
couldn't

Slide 42 - Quizvraag

can - could - may - might - to be able to - to be allowed to

He ___ do that yesterday.
A
might
B
can
C
may
D
could

Slide 43 - Quizvraag

can - could - may - might - to be able to - to be allowed to
____ (Was je in staat om te downloaden) the file?

A
Are you allowed to download
B
Was you able to download
C
Can you download
D
Were you able to download

Slide 44 - Quizvraag

Choose: can - could - to be able to

____ download the file?

A
Are you able to
B
is you able to
C
Can you
D
could

Slide 45 - Quizvraag

The end.
Well done, you've reached the end.

Slide 46 - Tekstslide