donderdag 1-9-22

• NT2
• Middelbare school
• vmbo lwoo
• Leerjaar 1

Lezen

Welkom, dag en datum

Woordenschat

gewoon

• normaal
• zin: Schoenen uitdoen in huis is voor veel mensen heel gewoon. 

groot

• groot <---> klein
• zin: Australië is een groot land en Nederland is een klein land. 

hebben

• ik heb een fiets = de fiets is van mij
• werkwoord
• ik heb - jij hebt - hij heeft
• wij hebben - jullie hebben
• zij hebben
• zin: Waar hebben jullie het over?
• zin: Ik wil die jas graag hebben. 

heten

• mijn vriendin heet Janneke = de naam van mijn vriendin is Janneke
• werkwoord
• ik heet - wij heten
• zin: Hoe heet jij?
• zin: Onze klas heet 2 F. 

de hobby

• wat je in je vrije tijd doet. Bijvoorbeeld sporten of muziek luisteren
• de hobby -  de hobby's
• zin: Wat is jouw hobby? Ik zing graag! 

het huiswerk

• werk dat je thuis voor school moet doen
• zin: Je moet de nieuwe woorden van deze week leren, dat is het huiswerk. 

het jaar

• twaalf maanden, van 1 januari tot en met 31 december
• het jaar - de jaren
• zin: Het meisje is 16 jaar.
• zin: Welk jaar is het?  

de kantine

• plaats, bijvoorbeeld op een school waar je kunt eten en drinken
• de kantine -  de kantines
• zin: In de kantine kun je thee drinken en even pauze houden. 

kijken

• kijken naar = je wilt het goed zien
• werkwoord
• ik kijk - wij kijken
• zin: Hij kijkt altijd naar voetballen op de televisie. 

Spreken

Pauze tot 10.30 u

Begrijpend lezen

• Mevrouw Desiree:  Ahmed, Selam, Fardowsa, Gezai, Falastin, Hudu 

• Mevrouw Mariëlle:  Saymon, Ayend Amina, Samia, Saad, Mohammad, Mohammed, Kisanet en Ayman

Disk

Map

Pauze tot 12.40 u

Pak je laptop

Doel van deze les:

- Een korte zin schrijven

- De persoon en het werkwoord op de goede plaats.

Soms kun je niet naar school.
Geef een voorbeeld

Wat doe je dan?

je bent ziek

je hebt een afspraak

1 Wie - 2 doet -  3 wat

Ik bel de docent.

Ik ga niet naar school.

Wij werken thuis

Wij hebben een afspraak bij de GGD.

je belt de docent

je stuurt een bericht

Bij de volgende dia's:

kies de persoon

1

Jij blijft thuis.

1. vandaag
2. jij
3. thuis
4. blijft

Ik heb een afspraak

1. ik
2. de fiets
3. heb
4. een afspraak

Hij belt de school.

1. de docent
2. belt
3. niet
4. hij

Mijn broer is verkouden.

1. mijn broer
2. verkouden
3. erg
4. is

We werken thuis.

1. thuis
2. werken
3. de spin
4. we

Op plaats 1:

Jij blijft thuis.

Ik heb een afspraak.

Hij belt de school.

Mijn broer is verkouden.

Bij de volgende dia's:

kies het werkwoord

2

Jij blijft thuis.

1. vandaag
2. jij
3. thuis
4. blijft

Ik heb een afspraak

1. ik
2. de fiets
3. heb
4. een afspraak

Hij belt de school.

1. de school
2. belt
3. niet
4. hij

Mijn broer is verkouden.

1. mijn broer
2. verkouden
3. erg
4. is

We werken thuis.

1. thuis
2. werken
3. de spin
4. we

Op plaats 2:

Jij blijft thuis.

Ik heb een afspraak.

Hij belt de school.

Mijn broer is verkouden.

Dus:

1 Wie - 2 doet -  3 wat

Ik bel de school.

Ik ga niet naar school.

Wij werken thuis

Wij hebben een afspraak bij de GGD.

Zet de woorden in de goede volgorde

ziek zijn wij

heeft zij een afspraak

mijn vader de school belt

verkouden is zij

thuis wij werken

de opdracht

Je kunt niet naar school.

Schrijf een bericht naar de docent op het papier.

Schrijf dat je niet komt.

Schrijf ook waarom niet.

Maak 2  (of meer) zinnen

LET OP DE 1-2-3

Goed of fout?

Ik een afspraak heb

1. goed
2. fout

Goed of fout?

Zij gaat naar de dokter.

1. goed
2. fout

Goed of fout?

Wij sturen een bericht.

1. goed
2. fout

de les was

1. makkelijk
2. soms makkelijk, soms moeilijk
3. moeilijk

Zoek de fout

• De docent leest de tekst
• Hoor je de fout?
• Zet een X

Ralfi-lezen

• voorlezen
• samen hardop
• in tweetallen
• Klaar? Wisselen

Bronnen enbouwstenen