Waarom heeft een tekst een bepaalde opbouw? Welke? Wat zijn de kenmerken van zo'n opbouw?
Is er een verschil qua opbouw bij een leestekst en een presentatie?
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2
In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Heeft een tekst een bepaalde opbouw?
Waarom heeft een tekst een bepaalde opbouw? Welke? Wat zijn de kenmerken van zo'n opbouw?
Is er een verschil qua opbouw bij een leestekst en een presentatie?
Slide 1 - Tekstslide
Belgisch staalbedrijf betaalt werknemers 30.000 euro te veel
Een Belgisch staalbedrijf heeft door een boekhoudkundige fout bijna 30.000 extra overgemaakt naar 230 medewerkers die gemiddeld 1.600 euro netto verdienen.
Toen de blunder was opgemerkt, kregen de werknemers meteen een e-mail of ze het geld zo snel mogelijk terug wilden storten. In sommige gevallen zal terugbetalen echter moeilijk zijn, omdat de werknemers het geld al hebben uitgegeven. Ook zijn er werknemers met schulden bij wie automatisch loonbeslag wordt gelegd.
titel
kern
inleiding
afbeelding
Slide 2 - Sleepvraag
A
Inleiding
B
Kern
C
Slot
D
Dat is niet duidelijk.
Slide 3 - Quizvraag
Wat is de functie van een inleiding?
Slide 4 - Woordweb
Inleiding
De inleiding staat aan het begin van de tekst (1 alinea) en kan de volgende functies hebben:
- de aandacht trekken
- het onderwerp introduceren
- vertellen hoe de tekst verdergaat
- een vraag stellen
- in een nieuwsbericht vaak een samenvatting
Slide 5 - Tekstslide
Presentatie
Is bij een presentatie de functie van de inleiding hetzelfde als bij een leestekst?
Waarom wel/niet?
Slide 6 - Tekstslide
In de inleiding moet je altijd een vraag stellen.
A
ja
B
nee
Slide 7 - Quizvraag
De inleiding van een leestekst kan dezelfde functies hebben als bij een presentatie.
A
ja
B
nee
Slide 8 - Quizvraag
Wat kun je beter niet doen bij de start van een presentatie?
A
een vraag stellen
B
een stelling noemen
C
een samenvatting geven
Slide 9 - Quizvraag
Wat staat er in de kern (middenstuk) van een tekst?
Slide 10 - Open vraag
Kern (middenstuk)
De kern is het middenstuk van de tekst. Hierin staat:
- de meest precieze informatie
- het gaat over het onderwerp
- hoofd- en bijzaken
De kern bestaat meestal uit meerdere alinea's.
Slide 11 - Tekstslide
Kan de kern meerdere alinea's hebben?
A
Ja
B
Nee
Slide 12 - Quizvraag
Hoofd- en bijzaken. Wat is een hoofdzaak eigenlijk?
A
Hoofdzaken geven de belangrijke informatie over het onderwerp van de tekst.
B
Hoofdzaken geven minder belangrijke informatie.
C
Hoofdzaken maken de tekst iets duidelijker
D
Hoofd- en bijzaken bestaan niet.
Slide 13 - Quizvraag
Bijzaken moet je weg kunnen laten in een tekst
A
waar
B
niet waar
Slide 14 - Quizvraag
Welke uitspraak over hoofd- en bijzaken is juist?
A
Hoofdzaken zijn belangrijk, bijzaken niet
B
Bijzaken zijn belangrijk, hoofdzaken niet
Slide 15 - Quizvraag
Wat zijn bijzaken?
A
Details
B
Voorbeelden
C
Uitleg
D
Voordelen
Slide 16 - Quizvraag
Slot
Het slot is het laatste deel van de tekst.
De schrijver kan verschillende dingen doen in het slot:
- een samenvatting geven
- een conclusie trekken
- naar de toekomst kijken of een vraag meegeven aan de lezer.
Slide 17 - Tekstslide
Waar vind je deelonderwerpen?
A
Inleiding
B
Kern
C
Slot
Slide 18 - Quizvraag
Inleiding of slot?
Een conclusie trekken
A
Inleiding
B
Slot
Slide 19 - Quizvraag
De schrijver vertelt waar de tekst over gaat.
Vaak wordt er een voorbeeld of een grappig verhaaltje opgeschreven.
Per alinea wordt nieuwe informatie gegeven over het onderwerp.
De tekst wordt samengevat, er wordt een conclusie gegeven. Hierin wordt geen nieuwe informatie meer gegeven.