Leestekens in woorden

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

's Zomers leefde men in de middeleeuwen buiten en werden Karels avonturen en belerende fantasieën opgevoerd en hoorde men gecreëerde poëzie op bomvolle pleinen vol geïnteresseerde mensen. Was het fictie of non-fictie? Maria's leven stond in ieder geval centraal in veel verhalen, want de Bijbel speelde een belangrijke rol.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoel
Je weet wanneer je welk leesteken in een woord moet plaatsen.

Slide 4 - Tekstslide

Trema
Uitspraak
     Wel: kopiëren, beëindigen, Azië, ideeën
     Niet: gekopieerd, video, buiig

Leenwoorden: fröbelen, conciërge

Let op: in samenstellingen gebruik je geen trema, maar een koppelteken: radio-interview, mee-eten, opera-achtig, cd-speler.

Slide 5 - Tekstslide

1. Trema
Het trema gebruik je bij uitspraakproblemen in woorden die NIET samengesteld zijn: patiënt, cliënt, melodieën, geniën, egoïsme. 

Let op: je gebruikt alleen een trema als je ook daadwerkelijk problemen hebt met het op de juiste manier uitspreken van het woord. Heel veel klinkers kunnen namelijk gewoon zonder trema naast elkaar staan: geometrie, deodorant, beargumenteren, linoleum, verfraaien, ontplooiing (bij te i's naast elkaar nooit een trema)

Als je een woord aan het einde van de zin afbreekt, vervalt het trema: ego-
isme. 

Slide 6 - Tekstslide

Apostrof
Als weglatingsteken: ’s avonds, Lars’ scooter, ’s-Hertogenbosch;

Uitspraakproblemen: kiwi’s, baby’s, Hanna’s fiets
      Niet bij: cadeaus, cowboys, Annes fiets

Afleidingen en meervouden van afkortingen: cc’en, dvd’tje, pc’s;

Verkleinwoorden op -y voorafgegaan door een medeklinker: baby’tje (maar: displaytje).

Slide 7 - Tekstslide

Accenten
1. Accent aigu: logé, decolleté, soirée (geeft klemtoon aan)
      – Dat is volgens mij dé manier om de zaak aan te pakken. 
      – Jort heeft twéé auto’s en geen drie. 

2. Accent grave: barrière, crèche, fin de siècle

3. Accent circonflexe: crêpe, moment suprême

Let op: Bij een opeenvolging van drie beklemtoonde letters in dezelfde lettergreep krijgen alleen de eerste twee letters een klemtoonteken, bijvoorbeeld: móói, frááie, ééuw.

Slide 8 - Tekstslide

Cedille
De cedille onderaan de c (ç) zorgt ervoor dat een c als s klinkt, wanneer die voor een a, o of u staat: Curaçao, garçon, reçu. 

Normaal klinkt de c in die gevallen als k (caravan, cake, curieus).

Slide 9 - Tekstslide

Met trema 
Zonder trema
efficient
coordinatie
elektricien
geijsbeerd
genitalien
geinfiltreerd
petroleum
gelinieerd
heroine
uitzaaiingen
naief
industrieel
Italie
industriele
reunie
financien

Slide 10 - Sleepvraag

Apostrof
De apostrof gebruik je:
1. Op de plaats van weggelaten letters - 's morgens, d'r broer, 't Is al gebeurd, Beatrix' horloge
2. Om uitspraakproblemen in meervouden en bezitsaanduidingen te voorkomen - lama's, bikini's, dixi's - Tara's schooltas, Joeri's fiets, Timo's zus.
Let op: als de 's' er gewoon aan vastgeschreven kan worden zonder uitspraakprobleem dan doe je dat ook: groentes, bureaus, toffees - Simons boterham, Simones broer, Sebastiaans laptop
3. Bij verkleinwoorden van woorden met een 'y' aan het einde waar een medeklinker voor staat: baby'tje, jury'tje, hobby'tje (dus niet bij deejaytje, trolleytje, jockeytje, want daar staat een klinker voor de 'y').
Verder: in meervouds- en verkleinvormen en afleidingen van letter- en initiaalwoorden: cd'tje, sms'je, VVD'er, pabo'er, PSV'er

Slide 11 - Tekstslide

Accentteken en cedille
1. Accent aigu: naar rechts - wijst naar de 1 op de klok, dus klinkt als de 'e' van één). Deze gebruik      je ook om bepaalde klemtonen nadruk te geven. 
    Bijv: café, Hé joh, niet doen!, protegé, Gátver, dat lust ik écht niet!'; 
2. Accent grave: naar links - wijst naar de 11 op de klok, dus klinkt als de 'e' van elf)
    Bijv. Genève, Blèren, carrière, etagère; 
3. Accent circonflexe (uitspraak: sierkonfleks): ook wel 'het dakje' genoemd. Dit gebruiken we             maar zelden. Het geeft een korte klank, harde klank aan.
     Bijv: maître, enquête, fêteren, crêpe.

De cedille is het flubbeltje onder de c (ç), dat ervoor zorgt dat je de 'c' als een 's' uitspreekt: reçu, Curaçao.  Je typt de ç door  ' + c te typen. 

Slide 12 - Tekstslide

koppelteken -
Basisregel in het Nederlands:
Je schrijft samenstellingen aan elkaar
Voet+bal = voetbal
Voet+bal+schoenen = voetbalschoenen

Slide 13 - Tekstslide

Wanneer een koppelteken?
Bij cijfers, letters en andere tekens
50-plusser, T-shirt, $-teken, 112-melding

Bij dubbele achternamen
Mevrouw Van der Wal-De Vries

Bij een functie, rang of titel
minister-president Rutte, assistent-trainer

Bij een combinatie met niet-, ex-, non-, oud (voorbepaling)
Non-alcohol, ex-vriendin, niet-roken

Bij samenstellingen met afkortingen en klinkerbotsingen
cd-speler, EU-landen, gala-avond, diploma-uitreiking

Slide 14 - Tekstslide

met koppelteken
zonder koppelteken
(aan elkaar)
NAVO landen
aids vaccin
Amsterdam West
X benen
Frans man
oud voetballer
vwo diploma
amateur speler
non stop
niet roker
© teken
Zuid Afrikaans
pvda politicus
semi prof
mee eten
maandag ochtend
stage uren
stage plaats
niet officieel
CL loting

Slide 15 - Sleepvraag

Aan de slag met de weektaak

Slide 16 - Tekstslide

Vandaag: koppelteken en weglatingsstreepje
Hetzelfde streepje; meerdere functies

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Schrijf correct: wc papier

Slide 19 - Open vraag

Schrijf correct: non verbaal

Slide 20 - Open vraag

Schrijf het weglatingsstreepje op de juiste plek: maandagochtend en dinsdagochtend

Slide 21 - Open vraag

Schrijf het weglatingsstreepje op de juiste plek:
ballenjongens en ballenmeisjes

Slide 22 - Open vraag

Hoofdletters
Hierbij volgen de belangrijkste regels betreffende het gebruik van hoofdletters.

1. Het eerste woord van de begint met een hoofdletter.
Hij was gisteren jarig.
's Avonds werkt de schrijver aan een roman.

2. Wanneer je de directe rede gebruikt, begint dat deel van de zin met een hoofdletter.
Bastiaan riep luid: 'Dat is niet normaal!'


3. Familienamen, voornamen, talen, kerkelijke feestdagen, aardrijkskundige namen, kranten, tijdschriften, merknamen.
de familie Kruijs, Joost, Duits, Kerstmis, de Volkskrant, Pasen, Peugeot, Pepsi, Moederdag, Frankrijk, Voetbal International

4. Bevolkingsgroepen en woorden die afgeleid zijn van woorden die je met een hoofdletter schrijft
Brabander, Palestijn, Oost-Groningers, Engelstalig

Slide 23 - Tekstslide

Let op: in deze situaties gebruik je géén hoofdletter (maar doen mensen dat wel)

1. Meestal niet na een dubbele punt
Het volgende staat op het menu: pasta, rijst en brood
(wél als er een citaat volgt: Jan zei blij verrast: 'Natuurlijk wil ik mee!')

2. Historische perioden, maanden, seizoenen
middeleeuwen, steentijd, januari, lente

3. Opleidingen en vakken
havo, vwo, hbo, geschiedenis, biologie

Slide 24 - Tekstslide

goed
geschreven
fout
geschreven
zuid-Hollander
Spaanssprekend
MBO-opleiding
Pinksteren
Jan de Vries
'S morgens
kabinet-Rutte
renaissance
bevrijdingsdag
vwo-diploma
god
Islam
Indiaan
Noord-Spaanse
Aardijkskunde
oktober

Slide 25 - Sleepvraag


Ik kon de sleepvragen over het onderdeel dat ik heb uitgezocht goed beantwoorden.
Ik kon alle sleepvragen goed beantwoorden.
Ik kon geen van de sleepvragen goed beantwoorden.

Slide 26 - Poll