2e klas Bezittelijke voornaamwoorden (Possesiv Pronomen) in 3 stappen

Herzlich wilkommen 2C 
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Herzlich wilkommen 2C 

Slide 1 - Tekstslide

het bezittelijk voornaamwoord

Vandaag ga je het bezittelijk voornaamwoord in het Duits leren.
Maar wat is eigenlijk het bezittelijk voornaamwoord?
Kijk naar het volgende uitlegfilmpje.
  

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Hoe heet jouw oma?
A
Hoe
B
heet
C
jouw
D
oma

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Haar moeder heet Agnes
A
haar
B
moeder
C
heet
D
Agnes

Slide 5 - Quizvraag

het bezittelijk voornaamwoord

Bezittelijke  voornaamwoorden zijn woorden als mijn, jouw, enz.

 De persoon is  de eigenaar of maker van het voorwerp: 

mijn fiets

haar tekening

hun huis

jouw broer

zijn auto

Slide 6 - Tekstslide

Let op!!!

Het bezittelijk voornaamwoord vervangt het lidwoord:


Das ist ein Fahrrad.  = Das ist mein Fahrrad

Das ist eine Schule = Das ist meine Schule


Slide 7 - Tekstslide

Zoals je hebt gemerkt, hebben wij voor elke persoon een bezittelijk voornaamwoord:

ENKELVOUD

 



ik
mijn
mein-
jij
jouw
dein-
hij
zijn
sein-
zij
haar
ihr-
het

Slide 8 - Tekstslide

Zoals je hebt gemerkt, hebben wij voor elke persoon een bezittelijk voornaamwoord:
MEERVOUD





Ist das euer Vater? Ist das eure Mutter?
wij
ons
unser-
ihr
jullie
euer-
sie
hun
ihr-
Sie
uw
Ihr-

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Was ist (jouw) Name (m)?
A
sein
B
mein
C
dein
D
Ihr

Slide 11 - Quizvraag

(mijn) Hobby (o) ist Handball.
A
Meine
B
Mein
C
Deine
D
Dein

Slide 12 - Quizvraag

Das sind (onze) Eltern (mv).
A
meine
B
dein
C
ihr
D
unsere

Slide 13 - Quizvraag

(jullie) Auto (o) ist sehr schön.
A
unser
B
euere
C
unsere
D
euer

Slide 14 - Quizvraag

(onze) Klassenlehrer (m) heißt Meier.
A
Ihr
B
Ihre
C
Unser
D
Euere

Slide 15 - Quizvraag

werboek: Opdrachten maken van 
  • 3.2: opdracht 11+12

Slide 16 - Tekstslide