Betoog

Betoog
En een opfrisser van vorige les...
(spelling en zakelijke e-mail)
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2-4

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Betoog
En een opfrisser van vorige les...
(spelling en zakelijke e-mail)

Slide 1 - Tekstslide

Je moet een brief schrijven naar de gemeente Dordrecht. Noteer de aanhef:

Slide 2 - Open vraag

Hoe sluit je je brief passend af?

Slide 3 - Open vraag

E-mailadres: davincicollege@net.nl 
 
Onderwerp: klacht lessen Nederlands
 
Geachte mevrouw De Wit,
 
Deze e-mail stuur ik omdat ik ontevreden ben over de lessen Nederlands op dit moment. Etc.
 
Klacht verder uitwerken en gevolgen benoemen. Etc.
 
Ik verwacht binnen twee weken na ontvangst van deze e-mail een passende reactie van u. Etc.
 
 
Met vriendelijke groet,
 
  
Eigen Naam

Slide 4 - Tekstslide

Hij (verantwoorden) zich tegenover school
A
Verantwoord
B
Verantwoordt

Slide 5 - Quizvraag

(Vinden) jij een betoog schrijven leuk?
A
Vind
B
Vindt

Slide 6 - Quizvraag

Ik heb vandaag (stofzuigen)
A
Gestofzuigt
B
Gestofzuigd
C
Stofgezuigt
D
Stofgezuigd

Slide 7 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
Eraan herinneren
B
Er aan herinneren

Slide 8 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
Stage lopen
B
Stagelopen

Slide 9 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
Autoverzekering
B
Auto verzekering

Slide 10 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
Café eigenaar
B
Caféeigenaar
C
Café-eigenaar
D
Cafe-eigenaar

Slide 11 - Quizvraag

Betoog

Slide 12 - Woordweb

Leerdoelen
  • Je leert wat een betoog is.
  • Je leert wat een goede opbouw is van een betoog. 
  • Je leert de begrippen standpunt, argument, tegenargument en weerlegging. 
  • Je leert een betoog schrijven

Slide 13 - Tekstslide

Opbouw van een betoog
- Besteed tijd aan je titel! Verzin deze op het allerlaatst.
  1. Inleiding met stelling en standpunt
  2. Kern met argumentatie
    - Minimaal twee argumenten voor
    - Minimaal een argument tegen
    - Weerlegging van het tegenargument
  3. Slot

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Titel
Zorg ervoor dat de titel aanspreekt, nieuwsgierig maakt en aansluit bij de tekst. 

               Daarom is het vaak makkelijker om je titel pas aan het eind te verzinnen!

Slide 17 - Tekstslide

INLEIDING
  1. - Stel een of meer directe vragen / retorische vraag
  2. - Uitdagende openingszin
  3. - Aanleiding voor het betoog (actualiteit)
  4. - Anekdote
  5. - Persoonlijke ervaring
  6. - Definitie of omschrijving: introductie van het onderwerp
  7. - Eindigen met je stelling en standpunt
Begin hier niet direct mee.
Start eerst met de kern, dan de inleiding en uiteindelijk het slot.

Slide 18 - Tekstslide

Wat zet je niet in de inleiding
- Argumenten
- Termen uit de theorie over het betoog (stelling, betoog)
- Algemene opmerkingen: 'zoals iedereen weet...'
- Beginnen met 'ik' doe je NOOIT

Slide 19 - Tekstslide

Formuleer een stelling bij het onderwerp: klimaat

Slide 20 - Open vraag

Wat is het verschil tussen een stelling en een standpunt?

Slide 21 - Open vraag

Stelling en standpunt
Stelling: vliegen binnen Europa moet verboden worden

Standpunt: ik ben het eens met de stelling
OF 
ik ben het oneens met de stelling
(niet allebei een beetje)

Slide 22 - Tekstslide

MIDDENSTUK:
  • Verdeel het in minimaal drie alinea's (ongeveer gelijke lengte)
  • Per alinea één argument (2X) (incl. toelichting en voorbeeld) één tegenargument + weerlegging
  • Licht dit argument toe met voorbeelden, onderzoeksresultaten, citaten van deskundigen, etc.. Haal dit uit de brontekst die bij het examen wordt meegeleverd.

Slide 23 - Tekstslide

SLOT
  • Herhaling van de stelling
  • Samenvatting (kortom, zoals we zagen, zoals is gebleken)
  • Conclusie (al met al, dus, derhalve, daarom, concluderend, hieruit volgt)
  • Aanbeveling of advies (de oplossing zou zijn als, mijn advies is)
  • Toekomstverwachting


  1. Je mag ook een combinatie maken!
  2. Niet: enkel de samenvatting van de argumentatie

Slide 24 - Tekstslide

SLOT (vervolg)
Je kunt kiezen voor een 'uitsmijter' als laatste zin, zodat jouw tekst beter blijft hangen bij de lezer.
Doe dit alleen als je zin ook echt geschikt is, dus ergens op slaat!

Slide 25 - Tekstslide

Het zal mij verbazen als dit jaar de carnavalsoptocht in Den Bosch doorgaat. [Er wordt namelijk een erg harde wind voorspeld.]
A
Standpunt
B
Argument

Slide 26 - Quizvraag

Marcus is duidelijk te veel bezig geweest met de beest uithangen; nu heeft hij een flinke studievertraging opgelopen!

Wat is het argument in bovenstaande argumentatie?
A
Marcus heeft een flinke studievertraging opgelopen.
B
Marcus is duidelijk te veel bezig geweest met de beest uithangen.

Slide 27 - Quizvraag

[Het Nederlands verloedert] want jongeren gebruiken steeds meer Engelse woorden als spam, hacken, gamen, cool, relaxed en chill.
A
Argument
B
Standpunt

Slide 28 - Quizvraag

Ik denk niet dat de PVV veel stemmen zal krijgen bij de verkiezingen, want ik denk dat veel kiezers erg tevreden zijn over het beleid van premier Rutte.

Wat is het standpunt in bovenstaande argumentatie?
A
Ik denk niet dat de PVV veel stemmen zal krijgen bij de verkiezingen
B
Ik denk dat veel kiezers erg tevreden zijn over het beleid van premier Rutte

Slide 29 - Quizvraag

Als je een tegenargument weerlegt, dan ontkracht je het gegeven tegenargument en zeg je dus dat het tegenargument niet klopt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 30 - Quizvraag

Weerlegging

Een argument dat laat zien dat een argument zwak en/of onwaar is noemen we een weerlegging.


Een tegenargument en een weerlegging worden vaak voorafgegaan door signaalwoorden die een tegenstellend verband aangeven:
tegenover, daarentegen, maar, hoewel, echter, toch, ofschoon, ondanks dat, (aan de ene kant …) aan de andere kant.


Slide 31 - Tekstslide

Weerlegging

Een voorbeeld uit een betoog van iemand die vindt dat er een DNA-databank voor alle Nederlanders moet komen:

                zijn er veel mensen bang dat onbevoegden met behulp van een        DNA-databank van alles over je te weten kunnen komen: welke ziektes je mogelijk krijgt, hoe je karakter is en zelfs welke seksuele voorkeur je hebt.                        dat is niet zo. Het opgeslagen DNA wordt gecodeerd, zodat iemand zonder een sleutel van die code er helemaal niets mee kan. Met het gevaar van privacyverlies loopt het dus wel los.


Toch
Signaalwoord dat een tegenstellend verband laat zien met de vorige alina.
Maar
Het signaalwoord dat een tegenstellend verband laat zien met de voorgaande zin.

Slide 32 - Tekstslide

Richtlijnen betoog 
  • TIP: bij het uiteindelijk schrijven van je betoog begin dan eerst met
  • de kern, daarna met
    de inleiding en vervolgens met
    het slot.
    Eindig je betoog met een pakkende titel.

Deze onderdelen vormen een goede basis voor je uiteindelijke betoog.

Slide 33 - Tekstslide

OOK NOG BELANGRIJK:
  • Let op spelling en interpunctie.
  • Controleer dit altijd, loop elke zin goed door.
  • Als je mensen, tijdschriften of kranten citeert, geef dan altijd de juiste bronvermelding tussen haakjes (zie blz. 99 uit NN Deel B!)

Slide 34 - Tekstslide

Opdracht: schrijf een betoog
Zie opdracht op It's:

WZ Nederlands - opdrachten, gemaakte opdrachten etc...- zie opdracht en inleveren betoog onderaan

Slide 35 - Tekstslide

LET OP:
wissel deze manieren wel af!

Slide 36 - Tekstslide