sterke werkwoorden met e en a
1 / 12
Lesduur is: 50 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Over zwakke werkwoorden in het Duits hebben jullie waarschijnlijk al een keer wat gehoord in het Duits...
Slide 2 - Open vraag
Hoe herken je een sterk werkwoord in het Nederlands
Slide 3 - Open vraag
Herhaling:
Vervoeg het werkwoord.
Ich sehe was, was du nicht (ziet)
Vervoeg het werkwoord.
Ich sehe was, was du nicht (ziet)
A
sehst
B
siehst
C
sihst
D
sist
Slide 4 - Quizvraag
Sie (leest) ein Buch.
A
lest
B
liest
C
lieset
D
list
Slide 5 - Quizvraag
Du (vergeet) jedes Jahr meinen Geburtstag!
A
vergisst
B
vergest
C
vergiesst
D
vergiest
Slide 6 - Quizvraag
(Geef) du mir bitte mein Handy wieder?
A
Giebst
B
Geebst
C
Gebst
D
Gibst
Slide 7 - Quizvraag
ich
du
er/ sie/ es
wir
ihr
Sie/ sie
fahren
fahren
fahre
fährt
fahrt
fährst
Slide 8 - Sleepvraag
ich
du
er/ sie/ es
wir
ihr
Sie/ sie
schlafen
schlafen
schlafe
schläft
schlaft
schläfst
Slide 9 - Sleepvraag
(jij leest) lesen
A
du lest
B
du list
C
du liest
Slide 10 - Quizvraag
zij trefft (treffen)
A
sie trifft
B
sie trieft
C
sie trefft
Slide 11 - Quizvraag
hij eet (essen)
A
er esst
B
er iesst
C
er isst
