In deze opdracht staan hart- en vaatziekten centraal. Je bestudeert enkele hart- en vaatziekten.
Je kijkt naar de oorzaken en de gevolgen en je leert over manieren om de kans op hart- en vaatziekten te verkleinen.
Aan het eind van de opdracht kun je:
- uitleggen wat bedoeld wordt met bloeddruk en twee factoren noemen die de hoogte van je bloeddruk beïnvloeden.
- drie hartziekten en drie vaatziekten opnoemen en beschrijven.
- minimaal drie oorzaken opnoemen van hart- en vaatziekten.
- aangeven hoe je de kans op hart- en vaatziekten kunt verkleinen.