5.3 Zouthydraten.

5.3 Zouthydraten
Leerdoelen:
- Wat zijn zouthydraten en hoe worden ze gevormd?
- Hoeveel water kan een zout opnemen en hoe reken je dat uit?
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

5.3 Zouthydraten
Leerdoelen:
- Wat zijn zouthydraten en hoe worden ze gevormd?
- Hoeveel water kan een zout opnemen en hoe reken je dat uit?

Slide 1 - Tekstslide

Zouthydraten
Sommige zouten lossen op in water (hydratatie)
Dit gebeurt als er genoeg water is om ionen uit het kristalrooster los te "trekken"

Sommige zouten nemen water op (hydraatvorming)
Water IN het kristalrooster (kristalwater)

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Voorbeeld
Wit kopersulfaat REAGENS voor water

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeeld
Wit kopersulfaat REAGENS voor water
Vormt hydraat

Slide 7 - Tekstslide

Voorbeeld
Wit kopersulfaat REAGENS voor water
Vormt hydraat
Kopersulfaatpentahydraat
(Let op faseaanduiding!)

Slide 8 - Tekstslide

Hydraat naamgeving
  • Een zouthydraat wordt weergegeven als zout en de hydraten erachter met een punt
  • CaSO4 . 2 H2O
  • calciumsulfaatdihydraat

  • Naam zout + hoeveel hydraten (telling in Binas T66-C)

Slide 9 - Tekstslide

Wat is de naam van dit zouthydraat?

Slide 10 - Tekstslide

Wat is de naam van dit zouthydraat?
Natriumfosfaatdodecahydraat

Slide 11 - Tekstslide

Water uit het hydraat krijgen
zouthydraat is droog en vast
Wanneer je een zouthydraat verwarmd, komt het water vrij
-omdat je het moet verwarmen, is dit een endotherm proces
-hydraatvorming is dus exotherm
(het wordt warm)

Slide 12 - Tekstslide

Aan de slag met opdrachten
Groep A: Maak de B vragen
Groep B: Maak de vragen: 38, 42, 43 en 44

Slide 13 - Tekstslide

Rekenen met hydraten
Calciumchloride kan water vanuit de lucht opnemen in zijn kristalrooster en vormt dan calciumchloridehexahydraat

Geef de reactievergelijking voor de vorming van dit hydraat.


Slide 14 - Tekstslide

C
Calciumchloride = CaCl
Dus calciumchloridehexahydraat = CaCl   6 H O

De reactievergelijking is dus:
 


2

2            2 

Slide 15 - Tekstslide

Rekenen met hydraten
Calciumchloride kan water vanuit de lucht opnemen in zijn kristalrooster en vormt dan calciumchloridehexahydraat

Bereken hoeveel gram water kan worden opgenomen door 
15 gram calciumchloride.


Slide 16 - Tekstslide

CaCl2 is 110,98 g/mol, dus:
15 g / 110,98 g/mol = 0,135 mol CaCl2 

molverhouding CaCl2 : H2O is 1 : 6, dus 0,135 x 6 = 0,810 mol water.

H2O is 18,016 g/mol.
0,810 mol x 18,016 gram/mol = 14,610 gram H2O

15 gram calciumchloride kan 14,610 gram water opnemen.
Bereken hoeveel gram water kan worden opgenomen door 15 gram calciumchloride

Slide 17 - Tekstslide

Par. 5.3: zouthydraten
Verder aan de slag met zouthydraten

Slide 18 - Tekstslide

5.3 Zouthydraten
Leerdoelen:
- Wat zijn zouthydraten en hoe worden ze gevormd?
- Hoeveel water kan een zout opnemen en hoe reken je dat uit?

Slide 19 - Tekstslide

Huiswerk
Groep A en Groep B(ga naast iemand die dezelfde vragen heeft gemaakt)
- kijk het huiswerk na en schrijf op waar je nog vragen over hebt
- bespreek dit met je buurjongen/buurmeisje 
timer
10:00

Slide 20 - Tekstslide

Noem een toepassing van een zouthydraat in het dagelijks leven.
A
Droog- en koelmiddelen
B
Bouwmaterialen zoals gips, cement en beton
C
Reagentia zoals kopersulfaat
D
Alle drie de keuzes zijn goed

Slide 21 - Quizvraag


Uitgevoerd:  Na2CO3   + x H2O (g) --> Na2CO3·x H2O (s) 
(= zouthydraat verwarmen levert --> watervrij zout en water)
Vraag: waar staat x voor?
A
gram water
B
mol water
C
aantal mol water ten opzichte van mol Na2CO3
D
aantal waterdruppels

Slide 22 - Quizvraag


Bekijk de volgende reactie:
CaSO. 2 H2O (s) --> CaSO4 + 2 H2
Deze reactie is een:
A
voorbeeld van ontledingsreactie
B
voorbeeld van het binden van water
C
voorbeeld van oplossen van calciumsulfaat
D
voorbeeld van verhitten van zouthydraat

Slide 23 - Quizvraag

Hoeveel kristalwater bevat kristalsoda, natriumcarbonaatdecahydraat
A
5
B
8
C
2
D
10

Slide 24 - Quizvraag

Wat is ons DEEL van calciumsulfaatdihydraat als we massa% kristalwater moeten berekenen?
A
CaSO4.2H2O
B
Ca2SO4
C
H2O
D
2H2O

Slide 25 - Quizvraag

Wat is kristalwater?
A
water in kristalvorm
B
water dat is opgenomen in het kristalrooster
C
water waar een zout in is opgelost
D
ijs

Slide 26 - Quizvraag

Wat zien we op de foto?
A
Kristalwater
B
Hydratatie
C
Indampen
D
Zoutreactie

Slide 27 - Quizvraag

Het opnemen van kristalwater is
A
een exotherm proces
B
een endotherm proces

Slide 28 - Quizvraag

Rekenen met hydraten

Je hebt 8 gram gips (calciumsulfaat)
Je voegt hier water aan toe tot alle gips is gereageerd tot gipshydraat.
Je giet het overige water af en weegt 10.3 gram gipshydraat.
Reken uit hoeveel gram water heeft gereageerd per mol gips.
Groep A: Klassikaal met docent uitwerken
Groep B: Zelfstandig

Slide 29 - Tekstslide