Unidad 1 Mi familia y yo - Repaso 2CM

1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

¿Qué vamos a hacer hoy?
Repasar el contenido de Unidad 1

Slide 2 - Tekstslide

Wat antwoord je als iemand je vraagt:¿Cómo estás?

Slide 3 - Open vraag

¿Cómo estás?
(muy) bien, gracias.
Estoy bien.
No estoy bien.

Slide 4 - Tekstslide

Hoe vraag je in het Spaans hoe iemand heet?

Slide 5 - Open vraag

¿Cómo te llamas?

Slide 6 - Tekstslide

Hoe neem je in het Spaans afscheid van iemand?

Slide 7 - Open vraag

Adiós
Hasta luego
Hasta pronto
Hasta mañana


Slide 8 - Tekstslide

¿Cómo se pronuncia...?
Yo como poco carne, pero como mucho pescado.
En Holanda no haca mucho calor.
Julia y José jugamos al ajedrez.
El gato de Gabriel se llama Gustavo.
¿Cuántos años tiene la hermana de Carlota?
Vicente vive en Valencia.
Hay diecinueve personas en la casa.

Slide 9 - Tekstslide

Cuatro + Cinco =
A
Doce
B
Ocho
C
Seis
D
Nueve

Slide 10 - Quizvraag

Doce + cuatro =
A
Catorce
B
Quince
C
Dieciséis
D
Diecisiete

Slide 11 - Quizvraag

Ocho + doce =
A
Veinte
B
Nueve
C
Diecinueve
D
Diez

Slide 12 - Quizvraag

Uno + cinco =
A
Nueve
B
Seis
C
Quince
D
Cinco

Slide 13 - Quizvraag

Quince + tres =
A
Ocho
B
Once
C
Dieciocho
D
Diecisiete

Slide 14 - Quizvraag

.... soy profesora de inglés.
A
Ella
B
Él
C
Yo
D
Usted

Slide 15 - Quizvraag

Pronombres personales (let op het werkwoord ser!)
... somos amigos.
A
Vosotros
B
Nosotros
C
Ellos
D
Usted

Slide 16 - Quizvraag

.... eres de Holanda.
A
Usted
B
C
Ella
D
Yo

Slide 17 - Quizvraag

Ella .... vegetariana.
A
Es
B
Son
C
Eres
D
Sois

Slide 18 - Quizvraag

Vosotros .... hermanos.
A
Son
B
Somos
C
Sois
D
Es

Slide 19 - Quizvraag

Usted .... española.
A
Soy
B
Eres
C
Es
D
Son

Slide 20 - Quizvraag

 _______(tener-yo) clases de español con Lisa. 
Sam___________ (tener) clases de español hoy.
Emely y Luke _______________(tener) tres horas de clase.
Maud y tú ___________ (tener) clases tres veces a la semana.
No, Alex y yo _____ (tener) clases español los lunes.
Tú...................................(tener) mis libros, en tu bolso.
tengo
tiene
tienen 
tenéis
tenemos
tienes

Slide 21 - Sleepvraag

¿Qué significa 'hermano'?
A
Vader
B
Moeder
C
Broer
D
Zus

Slide 22 - Quizvraag

¿Qué significa: 'madre'?
A
Vader
B
Moeder
C
Broer
D
Zus

Slide 23 - Quizvraag

¿Qué significa: 'saludo'?
A
Goed
B
Groetjes
C
Hallo
D
Dank je wel

Slide 24 - Quizvraag

¿Qué significa: 'trabajar'?
A
Reizen
B
Praten
C
Studeren
D
Werken

Slide 25 - Quizvraag

¿Qué significa: 'padres'?
A
Vader
B
Leeftijd
C
Ouders
D
Broers

Slide 26 - Quizvraag

¿Qué significa: 'hablar'?
A
Dansen
B
Wandelen
C
Praten
D
Luisteren

Slide 27 - Quizvraag

¿Cómo se dice en español:
Het hotel? (met lidwoord!)

Slide 28 - Open vraag

¿Cómo se dice en español:
De koffer? (met lidwoord!)

Slide 29 - Open vraag

¿Cómo se dice en español:
De hotels? (mv!)

Slide 30 - Open vraag

¿Cómo se dice en español:
de koffers? (mv!)

Slide 31 - Open vraag

Sleep de woorden bij het juiste meervoudsvorm in het Spaans.
+S
+ES
autobús
profesor
ciudad
hermano
estudiante
hotel
casa
mujer
perro
chica

Slide 32 - Sleepvraag

En español:
Carlos spreekt Spaans

Slide 33 - Open vraag

Carlos habla español

Slide 34 - Tekstslide

En español:
Ik heet Julia

Slide 35 - Open vraag

Me llamo Julia
Soy Julia
Mi nombre es Julia

Slide 36 - Tekstslide

En español:
Ik werk veel

Slide 37 - Open vraag

(yo) trabajo mucho

Slide 38 - Tekstslide

En español:
Ik heb een zus

Slide 39 - Open vraag

(yo) tengo una hermana

Slide 40 - Tekstslide

En español:
Jullie reserveren een hotel

Slide 41 - Open vraag

(vosotros) reserváis un hotel

Slide 42 - Tekstslide

En español:
Ik ben zestien jaar oud

Slide 43 - Open vraag

(yo) tengo dieciséis años

Slide 44 - Tekstslide

En español:
Wij dansen salsa

Slide 45 - Open vraag

(nosotros) bailamos salsa

Slide 46 - Tekstslide

Ik ken de vervoeging van SER
010

Slide 47 - Poll

Ik ken de vervoeging van TENER
010

Slide 48 - Poll

Ik kan regelmatige werkwoorden op -ar vervoegen.
010

Slide 49 - Poll

Para la semana que viene:
QUIZLET:

Set 2: Vervoegen regelmatige werkwoorden -ar
TENER
SER

Slide 50 - Tekstslide

Slide 51 - Tekstslide