present simple uitleg basis

Engels 12 februari
doel: 
1. je weet wat je deze periode voor Engels moet doen
2. je kent de belangrijkste regels van de present simple en past simple zodat je de opdrachten in het werkboek en magazines kunt maken
a. lesplanner bespreken ( nog achterstand periode 2 ???) 
b. uitleg  2 tijden of zelfstandig werken 
c. 10 minuten voor einde van de les opdracht samen doen



1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Engels 12 februari
doel: 
1. je weet wat je deze periode voor Engels moet doen
2. je kent de belangrijkste regels van de present simple en past simple zodat je de opdrachten in het werkboek en magazines kunt maken
a. lesplanner bespreken ( nog achterstand periode 2 ???) 
b. uitleg  2 tijden of zelfstandig werken 
c. 10 minuten voor einde van de les opdracht samen doen



Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Gebruik je als je het hebt over gewoontes, iets wat je regelmatig doet
Every day I drink coffee in the morning.
Every day you drink coffee in the morning.
Every day she drinks coffee in the morning.
Every day he drinks coffee in de the morning.
Every day we drink coffee in the morning.
Every day they drink coffee in the morning.
Every day you drink coffee in the morning.

Slide 3 - Tekstslide

Present Simple
  • voor gewoontes, routines 
  • je gebruikt signaal woorden ->

  • He, she and it?
always
never
frequently
in weekends
on Saturdays
sometimes

Slide 4 - Tekstslide

SHIT regel
He - She -It  krijgen S :
he works every day
the child always plays outside 
let op: 
regel: go- goes
              do- does

Slide 5 - Tekstslide

SHIT!
I drink
You drink
He drinks
She drinks
It drinks
We drink
They drink
You drink

Slide 6 - Tekstslide

vertaal deze 4 zinnen
1. de kinderen leren Engels 
2. zij gaat altijd naar school met de bus 

3. We gaan niet op vakantie 
4. Ik kan dit niet lezen



Slide 7 - Tekstslide

Ken je nu:
1. wanneer je de present simple gebruikt?
2. Shit- regel
3. hoe je een vraagzin  maakt?
4. hoe je een zin ontkennend maakt ?

Slide 8 - Tekstslide

Make notes!
Affirmative= bevestigend
Negative= ontkennend
Interrogative= vragend

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide