Les 7: hoofdstuk 7: Gedrag en welzijn

Hoofdstuk 7: Gedrag en welzijn
MBO niveau 2

1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
DierverzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 7: Gedrag en welzijn
MBO niveau 2

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
1. De leerling kent de vijf vrijheden van Brambell
2. De leerling kan aan de hand van het Quality Welfare systematiek, objectief het dierenwelzijn bepalen in een bepaalde situatie.
3. De leerling kan omschrijven wat er wordt verstaan onder natuurlijk gedrag van de boerderijdieren.
4. De leerling kan uitleggen waardoor afwijkend gedrag bij dieren kan ontstaan.
5. De leerling kan de stress-signalen van de boerderijdieren benoemen

Slide 2 - Tekstslide

Waar gaat dierenwelzijn over?

Slide 3 - Open vraag

Wat betekent een goed welzijn?

Slide 4 - Open vraag

De vijf vrijheden Brambell
  • dieren zijn vrij van honger en dorst
Ze hebben gemakkelijk toegang tot vers water en een adequaat rantsoen;
  • dieren zijn vrij van ongemak
Ze hebben een geschikte leefomgeving inclusief onderdak en een comfortabele rustplaats;
  • dieren zijn vrij van pijn, verwonding en ziekte
Er is sprake van preventie en een snelle diagnose en behandeling;
  • dieren zijn vrij van angst en stress
Er is zorg voor voorwaarden en behandelingen die geestelijk lijden voorkomen;
  • dieren zijn vrij om normaal gedrag te vertonen
Ze hebben voldoende ruimte, goede voorzieningen en gezelschap van soortgenoten.

Slide 5 - Tekstslide

Welfare Quality systeem
Het systeem van Welfare Quality gaat uit van vier onderwerpen:
  • normaal gedrag
  • goede gezondheid
  • goede voeding
  • goede huisvesting

Slide 6 - Tekstslide

Waar gaat dierethiek over?

Slide 7 - Open vraag

Welfare Quality systeem: meten van dierenwelzijn

Slide 8 - Tekstslide

Normaal gedrag








beperken in uitvoeren van belangrijke gedragingen:
 vergroten de kans dat dieren chronisch gestresst raken en afwijkend en ongewenst gedrag gaan ontwikkelen, zoals beschadigend, stereotyp en apathisch gedrag.

Slide 9 - Tekstslide

Rangorde, verzorging, spelgedrag en bescherming
‘behavioural needs’. Voor varkens, bijv: kunnen wroeten
 negatieve emoties zoals angst, stress en frustratie worden beperkt en positieve emoties zoals veiligheid, tevredenheid en plezier worden gestimuleerd
Met een positieve relatie tussen mens en dier ontwikkelen dieren minder angst voor mensen, en dat maakt ze ook makkelijker in de omgang.
Expressie van sociaal gedrag
Expressie ander soortspecifiek gedrag
Positieve emotionele toestand
Goede mens-dierrelatie

Slide 10 - Sleepvraag

Goede voeding

Slide 11 - Tekstslide

Te weing water binnenkrijgen is gevaarlijk voor de gezondheid. 
Bij gebrek aan voedsel (energie) worden lichaamreserves aangesproken. Bij te veel voedsel wordt het dier te dik. Beide  gevaarlijk voor de gezondheid. 
Zorgen dat een dier de juiste voedingsstoffen binnenkrijgt. 
Is voor de meeste dieren een belangrijk onderdeel van hun daginvulling en natuurlijke gedrag. Uitdagen om voedsel te krijgen.
voedselzoekgedrag
Afwezigheid van chronische honger of overvoeding
Juiste samenstelling voeding
Afwezigheid van langdurige dorst

Slide 12 - Sleepvraag

Goede huisvesting

Slide 13 - Tekstslide

Welke factoren zijn belangrijk voor een goed klimaat in de huisvesting?

Slide 14 - Woordweb

Factoren die van belang zijn als dieren gehouden worden zijn (een combinatie van) temperatuur, luchtvochtigheid, licht, luchtsnelheid en luchtsamenstelling
 is goed voor de conditie en daarmee de gezondheid van de dieren. Betekent ook dat dieren zich makkelijk in hun huisvesting kunnen verplaatsen, zonder belemmerd te worden door obstakels of een gevaarlijke ondergrond.
De inrichting van de huisvesting moet zodanig zijn dat de dieren rustig en ongestoord kunnen liggen wanneer ze daar behoefte aan hebben. Ook moet er rekening gehouden wordenmet het feit of dieren nacht- of dagdieren zijn.
Een (te) kale omgeving kan dieren frustreren en leiden tot afwijkend gedrag.
comfortabel liggen en rusten
bewegingsvrijheid
omgevings verrijking
comfortabel klimaat

Slide 15 - Sleepvraag

Geef een voorbeeld van verrijking.

Slide 16 - Woordweb

Goede gezondheid

Slide 17 - Tekstslide

 Een dier dat gewond is, voelt pijn en kan gefrustreerd of gestrest raken. Verwondingen kunnen tot infecties met ziekteverwekkers leiden. Interne verwondingen zien door inwendig onderzoek of aan merkbare veranderingen in houding en gedrag
heeft een negatieve invloed op het welzijn van het dier.  kan komen van chronische stress, maar ook door een verkeerd klimaat of een slechte hygiëne.
kan tot veel ongemak, zoals angst en pijn, leiden. De risico’s moeten voor mens en dier en het ongemak voor de dieren afgewogen worden.
Afwezigheid ongemak door ingrepen en handelingen
Afwezigheid van verwondingen
Afwezigheid van ziektes

Slide 18 - Sleepvraag

Wat is stereotiep gedrag?

Slide 19 - Open vraag

Slide 20 - Video

Noem een voorbeeld van
stereotiep gedrag bij varkens.

Slide 21 - Woordweb

Wat hebben varkens nodig:
  • huisvesting veilig
  • huisvesting op de juiste temperatuur
  • gezelschap van soortgenoten
  • rustplaatsen
  • moet kunnen spelen
  • moet kunnen wroeten
  • genoeg kunnen bewegen
  • zoeken naar eten (fourageren)





Wat als ze het niet krijgen: probleemgedrag:
  • slopen van zaken
  • gillen
  • ontsnappen
  • stereotiep gedrag zoals:
- steeds neus langs ander varken heen en weer bewegen
- stangbijten
- staartbijten
- oorbijten



Slide 22 - Tekstslide

Noem een voorbeeld van
sterotiep gedrag bij paarden.

Slide 23 - Woordweb

Wat hebben paarden nodig:
  • veel bewegen
  • frisse lucht
  • vaak kleine beetjes eten 
  • gezelschap van soortgenoten
Wat als ze het niet krijgen: stereotiep gedrag:
- luchtzuigen
- weven
- kribbebijten
 

Slide 24 - Tekstslide

Wat hebben runderen nodig:
  • gezelschap van soortgenoten (synchroon gedrag kunnen uitvoeren)
  • genoeg ruwvoer (soorteigen voer en kunnen herkauwen)
  • vleeskalveren: voldoende kunnen zuigen
Wat als ze het niet krijgen: stereotiep gedrag:
abnormaal oraal gedrag:
- tongrollen (in de bek)
- tongspelen (buiten de bek)
- langdurig bijten, likken en/of zuigen aan onder andere het hekwerk of trog, of aan
soortgenoten (aan de neus, de oren, het scrotum, de navel en de penis)
- urine drinken of voorhuid zuigen bij
andere vleeskalveren
- staart of oor bijten

Slide 25 - Tekstslide

Benoem abnormaal oraal gedrag bij vleeskalveren.

Slide 26 - Woordweb

Wat verstaan we onder scharrelen? (bij kippen)

Slide 27 - Open vraag

Wat hebben kippen nodig:
  • vast groep soortgenoten (pikorde)
  • van de grond af kunnen slapen (stok/boom)
  • scharrelen (eten zoeken in de grond)
  • stofbad kunnen nemen
Wat als ze het niet krijgen: stereotiep gedrag:

verveling of overbevolking: extreme pikorde:
verenpikken (kan zelfs leiden tot kannibalisme)

Slide 28 - Tekstslide

Waarom is het belangrijk om schapen altijd samen te houden met soortgenoten of geiten?

Slide 29 - Woordweb

Wat hebben schapen nodig:
  • kleine, vaste kudde van soortgenoten
  • kunnen grazen
  • afhankelijk van het ras: kunnen afzonderen om af te lammeren 

Wat als ze het niet krijgen:
- dominantiegevechten (veel schapen van dezelfde leeftijd of geslacht bij elkaar)
- stress ten gevolge van eenzaamheid

Slide 30 - Tekstslide

Aan de slag!
  • Lezen en maken hoofdstuk 7 (blz. 44)
  • Lezen en maken hoofdstuk 9 (blz. 53)

  • Leeractiviteit 4.16 (in tweetallen, blz. 42)
  • Leeractiviteit 4.17 (in tweetallen, blz. 43)

  • Werken aan project

Slide 31 - Tekstslide