In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Terugblik vorige les
verbale en non-verbale communicatie
Slide 1 - Tekstslide
Opdracht 1 + 2
Verbale en non-verbale communicatie: NK Pitchen voor
Ondernemers 2016- Jouri Schoemaker
Je bekeek een stukje van het fragment zonder en daarna met geluid. Je hebt opvallende dingen genoteerd die hij
de spreker met zijn handen deed en gebaren die zijn
woorden ondersteunden.
Opdracht 3
Je hebt twee filmpjes bekeken over tips voor beginnende
fotografen.
Slide 2 - Tekstslide
Welk gebaar viel jou op bij de pitch van Jouri?
Waarom maakte hij dat gebaar?
Slide 3 - Open vraag
Welke spreker vond je het meest overtuigend? En waarom?
Slide 4 - Open vraag
Spreken voor publiek
Als je spreekt voor publiek, is het niet alleen belangrijk wát je zegt (verbale communicatie), maar ook hóé je het zegt en wat je uitstraalt terwijl je het zegt (non-verbale communicatie).
Je stemgebruik, lichaamstaal en interactie met het publiek bepalen voor meer dan de helft het succes van je presentatie.
Slide 5 - Tekstslide
Stemgebruik: spreek niet te snel en niet te hard of te zacht
Let op je intonatie.
Articuleer goed.
Lichaamstaal: sta rechtop, met je voeten stevig op de grond.
Maak gebaren die je woorden ondersteunen.
Straal enthousiasme uit en laat zien dat je gelooft wat je zegt.
Interactie: maak oogcontact met het publiek.
Slide 6 - Tekstslide
Non-verbale communicatie
Dit vindt voor het grootste deel onbewust plaats.
Het is dan ook lastig om er invloed op uit te oefenen zonder gemaakt over te komen. Het verschilt ook per persoon hoe gebaren of intonaties overkomen.
Enthousiast, zeker en natuurlijk overkomen bij het spreken voor een groep kun je niet leren door een stappenplan te volgen.
De beste manier om te leren presenteren, is veel te oefenen en feedback te vragen aan de kijkers en luisteraars.
Slide 7 - Tekstslide
Non-verbale communicatie
Dit vindt voor het grootste deel onbewust plaats.
Het is dan ook lastig om er invloed op uit te oefenen zonder gemaakt over te komen. Het verschilt ook per persoon hoe gebaren of intonaties overkomen.
Enthousiast, zeker en natuurlijk overkomen bij het spreken voor een groep kun je niet leren door een stappenplan te volgen.
De beste manier om te leren presenteren, is veel te oefenen en feedback te vragen aan de kijkers en luisteraars.
Slide 8 - Tekstslide
Introductie van het project.
Slide 9 - Tekstslide
Mondelinge taalvaardigheid
Duo-presentatie
HOAX of complottheorie
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Van Dale
hoax
opzettelijk verspreid onwaar bericht
complottheorie
(waan)idee dat achter iets een complot schuilt.
Wikipedia
Hoax is een Engels woord voor poets, nep, bedrog, truc, oplichterij, broodje-aapverhaal. Het woord is waarschijnlijk een samentrekking van hocus pocus.
Slide 12 - Tekstslide
doelen:
1. Je ontwikkelt in de loop der jaren een spreektechniek
waardoor je zelfvertrouwen toeneemt en het steeds
makkelijker wordt om in het openbaar te spreken.
2. Je doet spreekervaringen op, waardoor je steeds beter
met je spreekangsten leert omgaan.
Slide 13 - Tekstslide
3. Je ontwikkelt vaardigheden in:
het verzamelen van informatie (bronnenonderzoek)
het selecteren en verwerken van informatie
het hanteren van een goede argumentatie
het presenteren van je informatie (o.a. met behulp van effectieve aantekeningen).
Slide 14 - Tekstslide
Wat gaan jullie doen?
Slide 15 - Tekstslide
Je houdt het komend jaar één spreekbeurt, een betoog.
Dit doe je in een tweetal.
Per tweetal kies je een complottheorie of hoax.
De ene persoon omarmt de hoax, de andere persoon
verwerpt deze.
Elk lid van het tweetal beargumenteert een eigen standpunt/perspectief:
‘Is de hoax gevaarlijk, erg, waanzinnig, begrijpelijk, waar… ?’
Slide 16 - Tekstslide
Tijdsduur & Opzet
Slide 17 - Tekstslide
Tijdsduur: 10 minuten.
Dit is een minimum, maar ver daar overheen gaan maakt je spreekbeurt niet aantrekkelijker.
Zorg er dus voor dat je zo dicht mogelijk rond die richtlijn zit. Grote afwijkingen (zowel minder als meer) zorgen voor een lagere beoordeling.
Slide 18 - Tekstslide
Opzet: in het kort
Jullie verzorgen samen een inleiding waarin je schetst wat er aan de hand is.
Daarna houdt spreker 1 zijn betoog (inclusief het slot met een conclusie).
Aansluitend presenteert spreker 2 zijn betoog (inclusief zijn concluderende slot).
Slide 19 - Tekstslide
Afspraken
Slide 20 - Tekstslide
Onderwerp vaststelling/ goedkeuring:
Uiterlijk een week voor de datum van je spreekbeurt moet je je onderwerp melden en door mij laten goedkeuren.
Bronnenlijst met APA: Ook moet je laten zien welke bronnen (minimaal twee per persoon) je gaat gebruiken. Dat doe je op een (getypt) A4-tje en je vermeldt het medium (boek,tijdschrift, krantenartikel, internetpagina) met datum, pagina, schrijver en titel.
Slide 21 - Tekstslide
Inleveren: bronnenlijst met APA (American Psychological Association), opzet van je spreekbeurt, in een mapje en op de dag van je spreekbeurt zelf, aan het begin van de les.
NB. Als het bronnenmateriaal matig is of slecht op orde, heeft dat (uiteraard!) invloed op je cijfer. Tip: natuurlijk even tussentijds vragen stellen aan je docent!
Slide 22 - Tekstslide
Aanwezigheid: Het wordt niet geaccepteerd, als je zonder bericht vooraf een spreekbeurt niet houdt. Mocht je ziek zijn op de dag van de spreekbeurt, dan neem jij (of nemen je ouders/verzorgers) contact op met de afdeling.
Als een spreekbeurt niet doorgaat zonder dat de afdeling vooraf is ingelicht, krijg je een 1.
De spreekbeurt moet alsnog worden gehouden en het cijfer dat je dan krijgt wordt gemiddeld met de 1 die er al stond.
Bij een toegestane afwezigheid bepaal ik in overleg met jou de nieuwe datum.
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Tekstslide
Deze les:
Denk vast na over met wie je een duo kan vormen (één drietal).
Je werkt aan de paragraaf 3 Feedback geven, je maakt (online) opdracht 1 t/m 3
Slide 25 - Tekstslide
Slide 26 - Tekstslide
Voorbereiding – op tijd beginnen/ bronmateriaal
Slide 27 - Tekstslide
Begin op tijd:
Het is belangrijk dat je op tijd begint met de voorbereiding van je spreekbeurt. Je moet immers van tevoren je onderwerp aan mij melden.
Houd daarom kranten en tijdschriften bij, volg het nieuws op radio en TV, zoek gericht op Internet.
Zorg voor goed bronnenmateriaal: boek, tijdschriftartikel, documentaire, krantenknipsel, informatie van Internet etc.
In principe kan elk onderwerp in elke klas maar één keer aan bod komen.
Slide 28 - Tekstslide
Tip: Heb je een onderwerp gevonden, leg dit dan bij mij vast, voordat iemand anders ermee vandoor gaat.
Slide 29 - Tekstslide
Maak korte aantekeningen/ spiekbriefje
Alleen steekwoorden die de hoofdlijnen van je verhaal aangeven, eventueel aangevuld met moeilijk te onthouden getallen of namen) die je meeneemt naar de les waarin je je spreekbeurt houdt – maak een bouwplan!
Het voorlezen van een op schrift gesteld verhaal is uit den boze, maar je mag wel gebruik maken van aantekeningen.
Slide 30 - Tekstslide
Tip: Oefen je spreekbeurt samen, het liefst ook voor luisteraars. Let daarbij niet alleen op de inhoud van het verhaal, maar ook op snelheid, uitspraak, woordkeus, intonatie etc. Vraag elkaar om vooral kritisch te zijn!
Slide 31 - Tekstslide
Goed uitgeslapen zijn
Zorg dat je op de dag van je spreekbeurt goed uitgeslapen bent en een frisse, alerte indruk maakt.
Presentatie, inhoud en structuur worden ongeveer even zwaar gewogen, dus ‘bederf’ een inhoudelijk goed verhaal niet met een ‘slome’ presentatie!
Maar het omgekeerde is ook waar: een adembenemende presentatie van een rammelend verhaal zonder inhoud levert nooit een hoog cijfer op.