M2 - Lezen - 5 november

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Nederlands - M2H - 22 november

1. Lezen in je leesboek

2. Studiewijzer bekijken

3. Nieuwsartikel + filmpje + vragen

4. Volgende les

5. Blooket?

Studiewijzer periode 2

In Magister.

'Amsterdamse kinderen lijden onder discriminatie en dat heeft gevolgen voor hun ontwikkeling'

Pak je schrift erbij en een pen. 

Je gaat noteren hoe ik de tekst lees.

Daarna bespreek je dat in tweetallen. 

Vervolgens bespreken we dit klassikaal.

'Amsterdamse kinderen lijden onder discriminatie en dat heeft gevolgen voor hun ontwikkeling'

In tweetallen bespreken wat je hebt opgeschreven: 

Volgende les

Spelling.

Begin december krijg je daar een SO over.

Leerdoelen begrijpend lezen 

(herhaling leerjaar 1, Lezen par. 1)

1. Ik kan het onderwerp en de hoofdgedachte van een tekst bepalen.

2. Ik kan het tekstdoel en de tekstsoort van een tekst bepalen.

3. Ik kan de inleiding, het middenstuk en het slot herkennen in een tekst.

4. Ik kan verschillende deelonderwerpen herkennen in een tekst.

(Lezen, par. 2)

5. Ik kan de betekenis van onbekende woorden in een tekst ontdekken door woordraadstrategieën te gebruiken.

(Lezen, par. 3)

6. Ik kan de kernzin van een alinea bepalen.

Leerdoelen werkwoordspelling

1. Ik kan de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd spellen.

2. Ik kan de persoonsvorm in de verleden tijd spellen.

3. Ik kan het voltooid deelwoord spellen.

De docent heeft ons het antwoordenboekje gegeven.
Wat is de pv?

1. de docent
2. heeft
3. ons
4. het antwoordenboekje

Persoonsvorm tegenwoordige tijd

1. hij bediend
2. hij bedient

Zij (geloven, tegenwoordige tijd) mij niet.

1. gelooft
2. geloofd
3. geloofdt

Wat is de regel voor de tegenwoordige tijd?

1. stam, stam+t, stam+en
2. bij 't-ex-kofschip te of ten
3. ik-vorm, ik-vorm+t, hele ww
4. ge + hele ww + d of t

Persoonsvorm tegenwoordige tijd

1. Hij onthoud
2. Hij onthoudt

Wat is de verleden tijd van:
Ik was mijn haar.

1. Ik wis mijn haar.
2. Ik wastte mijn haar.
3. Ik waste mijn haar.
4. Ik wasste mijn haar.

Wat is de verleden tijd van:
Ik knip mijn haar.

1. Ik knip mijn haar.
2. Ik knipte mijn haar.
3. Ik knipde mijn haar.
4. Ik knipt mijn haar.

Wat is de verleden tijd van: stunten?

1. Ik stuntte
2. Ik stunte
3. Ik stunten
4. Ik stuntten

Wat is de verleden tijd "hij wordt"?

1. hij werd
2. hij werdt
3. hij wordde
4. hij wert

Van een werkwoord een voltooid deelwoord maken.

Welk voltooid deelwoord is juist bij het werkwoord HEBBEN

1. gehad
2. gehebben
3. gehat
4. gehebt

Wat is het voltooid deelwoord van:

krabben

1. Gekrabt
2. Gekrabd
3. Gekrabben
4. Krabbend

Wat is het voltooid deelwoord van:

knutselen

1. geknutselt
2. geknutseld

Van een werkwoord een voltooid deelwoord maken.
Welk voltooid deelwoord is juist bij het werkwoord SCHRIJVEN

1. geschrijfd
2. geschrijft
3. geschreven
4. geschreeven

Van een werkwoord een voltooid deelwoord maken.
Welk voltooid deelwoord is juist bij het werkwoord varen

1. gevaard
2. gevaart
3. gevaren
4. gevaaren

Wat is het voltooid deelwoord van:

begraven

1. begraaft
2. begraafd
3. begraven
4. gebegraafd

Leerdoelen werkwoordspelling

1. Ik kan de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd spellen.

2. Ik kan de persoonsvorm in de verleden tijd spellen.

3. Ik kan het voltooid deelwoord spellen.

Vrijdag 8 november

Leesboek mee en oefentoets maken.

Leerdoelen behaald?

Lezen in je leesboek.

Opdracht woorden tekenen

- Duo's

- Twee teksten

- Onbekende woorden

- Woordraadstrategieën

Behaald?

Volgende les

Lezen, over alinea's en kernzinnen.

Lezen: theorie.

Maken: opdracht 2.

We bespreken deze opdracht dinsdag.

Herhaling lezen leerjaar 1 - hoe ging het?

Wat heb je opnieuw geleerd dat je was vergeten?

Wat wist je al en nog steeds?

Vragen?

Proefwerk in de toetsweek gaat over lezen en spelling.

Leren = oefenen, oefenen, oefenen.

Afspraken - M2H

1. Je neemt je laptop altijd mee - opgeladen!

2. Je kiest een leesboek en neemt 

dat mee naar de les.

3. Je doet actief mee.

4. Je bent stil als de docent praat, tenzij je de beurt hebt.

5. Als je in de klas zelfstandig

of samen moet werken, ga

je ook echt aan het werk!

Houd je je niet aan de regels, dan ga je een gele kaart halen.