10.2 De eigenschappen van zuren + 10.3 De eigenschappen van basen

10.2 De eigenschappen van zuren + 10.3 De eigenschappen van basen
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

10.2 De eigenschappen van zuren + 10.3 De eigenschappen van basen

Slide 1 - Tekstslide

Programma
Activiteit
Doel
Tijdsduur
-Huiswerk nakijken
Reflecteren op vorige leerdoelen
10 min
-Formatieve check
10 min
-Zuren
Nieuwe leerdoelen introduceren
15 min
-Basen
15 min
-Oefenen
Nieuwe leerdoelen verwerken
30 min

Slide 2 - Tekstslide

Oefeningen nakijken
Ik loop langs om te controleren of je je spullen bij je hebt en of de oefeningen gemaakt zijn.

De antwoorden staan in het eerste tabblad van de Studiewijzer in Magister.
timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Reflecteren op vorige leerdoelen
Klik op de link om naar een nieuwe les te gaan, hierbij kan je zelf feedback geven op je leerdoelen:

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen
Wat behandelen we vandaag?

  • Je kunt vier algemene eigenschappen van zure en basische oplossingen beschrijven.
  • Je kent bekende zuren en basen en hun bijbehorende formule.
  • Je kunt de relatie beschrijven tussen een zure oplossing, vrij bewegende H+-ionen en stroomgeleiding.
  • Je kunt uitleggen welke stof er bij de elektrolyse van een zure oplossing aan de negatieve elektrode ontstaat.
  • Je kunt beschrijven hoe zure stoffen oplossen in water en dit in een reactievergelijking noteren.
  • Je kunt het proces van etsen uitleggen.
  • Je kunt uitleggen hoe de concentratie van een basische oplossing de hoogte van de pH beïnvloedt.

Slide 5 - Tekstslide

Kenmerken zuren
Zure oplossingen (een zuur opgelost in water) hebben gemeenschappelijke kenmerken:
  • Zure oplossingen hebben een pH lager dan 7.
  • Zure oplossingen geleiden elektrische stroom.
  • Zure oplossingen reageren met onedele metalen, dit wordt etsen of corroderen genoemd.
  • Zure oplossingen reageren met kalksteen.
  • Zuren worden vaak gebruikt in schoonmaakmiddelen, vaak om kalk te verwijderen.

Slide 6 - Tekstslide

Wat zijn zuren?
Een zuur is een molecuul dat H+ ionen kan afstaan.

Als je een zuur oplost in water zal het splitsen in ionen.

Bijvoorbeeld: azijnzuur (HAc) splitst in H+ ionen en Ac- ionen als je het oplost in water.
Doordat er ionen zijn, kan een zure oplossing stroom geleiden.


Slide 7 - Tekstslide

Oplosvergelijking zuur
Als je een zuur dus oplost in water valt het zuur uit in: H⁺ ionen, en het zuurrest-ion.

Hier kan je een oplosvergelijking voor opstellen (moet je zelf kunnen):

Voorbeelden:
Zoutzuur: HCl (l) → H⁺ (aq) + Cl⁻ (aq)
Zwavelzuur: H₂SO₄ (l) → 2 H⁺ (aq) + SO₄²⁻ (aq)


Slide 8 - Tekstslide

Geef de oplosvergelijking voor salpeterzuur (HNO₃).

Slide 9 - Open vraag

Basen
Het tegenovergestelde van een zuur, is een base.

Basische oplossingen (basen opgelost in water) hebben ook gemeenschappelijke kenmerken:
  • Basische oplossingen hebben een pH hoger dan 7.
  • Basische oplossingen smaken zeepachtig en voelen glibberig aan.
  • Basische oplossingen hebben een ontvettende werking.
  • Basische oplossingen geleiden elektriciteit.
  • Basische oplossingen irriteren de huid.
  • Basen worden vaak gebruikt in ontvettende schoonmaakmiddelen.

Slide 10 - Tekstslide

Wat zijn basen?
  • Een base is het tegenovergestelde van een zuur.
  • Een base is een deeltje dat H+ ionen kan opnemen.
  • Als een base in water oplost, zal het zich splitsen in positieve ionen en negatieve ionen (heel vaak O2- of OH-).

Voorbeeld: Wanneer je calciumoxide (CaO) oplost in water, krijg je Ca2+ en O2-.

Slide 11 - Tekstslide

Oplosvergelijking base in water
Als een base dus in contact komt met water, zal het bijna altijd opsplitsen in een positief ion en een negatief ion.

Dit kan je weergeven in een oplosvergelijking (moet je zelf kunnen opstellen):

Voorbeelden:
Natriumoxide in water: Na₂O (s) → 2 Na⁺ (aq) + O2- (aq)

Uitzondering! Ammoniak in water: NH₃ (g) → NH3 (aq)

Slide 12 - Tekstslide

Geef de oplosvergelijking voor de base natriumhydroxide.

Slide 13 - Open vraag

Hieronder staan van enkele oplossingen de concentratie H+ ionen of de concentratie OH- ionen. Zet de oplossingen op volgorde van zuur naar basisch.
1. [H⁺] = 2,5 g/L
2. [OH-] = 6,0 g/L
3. [H⁺] = 0,25 g/L
4. [H⁺] = 5,0 g/L
5. [OH-] = 2,0 g/L

Slide 14 - Open vraag

Leer uit je hoofd!

Slide 15 - Tekstslide

Oefeningen
Ga aan de slag met de volgende oefeningen:

Hoofdstuk 10 Paragraaf 2:
12 t/m 20

Hoofdstuk 10 Paragraaf 3:
10 t/m 16

Slide 16 - Tekstslide

Welke leerdoelen beheers je nu?
Deze leerdoelen beheers ik nu al
Deze leerdoelen beheers ik nog niet. Dus ga ik hier nog mee verder oefenen/lezen. Anders vraag ik hulp aan de docent.
Je kunt vier algemene eigenschappen van zure en basische oplossingen beschrijven.
Je kunt beschrijven hoe zure stoffen oplossen in water en dit in een reactievergelijking noteren.
Je kunt de relatie beschrijven tussen een zure oplossing, vrij bewegende H+ ionen en stroomgeleiding.
Je kunt het proces van etsen uitleggen.
Je kent bekende zuren en basen en hun bijbehorende formule.
Je kunt uitleggen welke stof er bij de elektrolyse van een zure oplossing aan de negatieve elektrode ontstaat.
Je kunt uitleggen hoe de concentratie van een basische oplossing de hoogte van de pH beïnvloedt.

Slide 17 - Sleepvraag