4.15: in de supermarkt

Nodig voor paragraaf 4.15
  • tekst TCA2 4.15
  • teksten de supermarkt en de markt (dictoglos)
  • post-its
  • kaartjes om tweetallen te maken

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Nodig voor paragraaf 4.15
  • tekst TCA2 4.15
  • teksten de supermarkt en de markt (dictoglos)
  • post-its
  • kaartjes om tweetallen te maken

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4.15 In de supermarkt

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

supermarkt

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat leer je vandaag?
Ik kan iemand vriendelijk vragen me te helpen.
Ik weet wat de woorden: het pak, de kassa, de zegels, het geid, de bon, in de aanbieding, goedkoop, duur, iets, mee, daarna en want betekenen.
Ik kan informatie uitwisselen met de cassière.
Ik kan deze woorden verstaan, uitspreken en schrijven.
Ik kan een korte vraagzin maken met de vraagwoorden: wie, wat, waar, wanneer en hoeveel.
Functioneel
Structureel

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke vragen hoor je?

Slide 5 - Tekstslide

Alles goed?
Zal ik wat dropjes voor u kopen?
Is er een supermarkt in de buurt?
Heb ik u pijn gedaan?
Mag ik u iets vragen?
En? Gevonden?


de kassa
  • waar je betaalt in de   supermarkt

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

de prijs
het bedrag dat je moet betalen
de korting
de aanbieding

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

pinnen

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

het geld
het geld

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Woorden
de bon
het bonnetje
het pak
de pakken
de zegel
de zegels

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

het geld
de euro
de prijs
de pinpas
het biljet
de munt
de kassa
de pinautomaat

Slide 11 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 105

                                                https://leren.kleurrijker.nl/mod/quiz/attempt.php?attempt=109989292&cmid=7535

Slide 12 - Tekstslide

luistertekst 4.15
leestekst 4.15
Duur
Goedkoop

Slide 13 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 110
Hoeveel lettergrepen heeft het woord?

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4.15 In de supermarkt



  1. Maak opdracht 108, 109,  110, 112 en 113 in je boek. 
  2. Je hebt hiervoor 20 minuten de tijd.
  3. Wissel van boek met je buurman/buurvrouw.
  4. Bespreek de verschillen
timer
20:00

Slide 15 - Tekstslide

Docent deelt tekst 4.9 uit
ja/nee vragen

Slide 16 - Tekstslide

post-its met de woorden

de kip
de vis
de rijst
de boterham
de kaas
de worst
de bloemkool
de tomaat
de soep
de ui
het zout
de pan
het water
de wijn
de lunch
de aardappels
het ontbijt
de boter
het brood
de markt
de supermarkt
de groenten
het fruit
de bakker
de slager
Je krijgt een post-it met een woord van thema 4 op je rug
Stel één ja/nee-vraag aan een cursist
loop door naar een andere cursist
Stel één ja/nee-vraag aan een cursist
loop door naar een andere cursist
Ga door totdat je weet wie of wat er op je post-it staat.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1                                        2                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                          3 ja/nee vragen                                             3 vraagzinnen met vraagwoorden                                                                              4 
Cursist A krijgt tekst A
Cursist B krijgt tekst B

Cursist A leest tekst A
Cursist B leest tekst B

Cursist A: bedenk 6 vragen bij tekst A
Cursist B: bedenk 6 vragen bij tekst B

Cursist A: schrijf de 6 vragen op
Cursist B: schrijf de 6 vragen op

Slide 18 - Tekstslide

Tekst A: korte tekst over de supermarkt
Tekst B: korte tekst over de markt

Geef ook iedere cursist een leeg A 4'tje om de vragen op te schrijven

De tweetallen geven elkaar hun blad met vragen.
A leest zijn tekst voor en B beantwoord de vragen.
Ze controleren samen de antwoorden.
Daarna wisselen de rollen: 
B leest zijn tekst voor en A beantwoord de vragen.

Slide 19 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Zoek je partner



Opdracht 114
Praat samen:




Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat hoor je? Schrijf het woord op.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Komen en gaan

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de goede vorm van "komen"?
Rachid .......... uit school.
A
kom
B
komt
C
koom
D
komen

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de goede vorm van "komen"?
Ik .......... niet thuis.
A
kom
B
komt
C
koom
D
komen

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de goede vorm van "komen"?
De cursisten .......... naar school.
A
kom
B
komt
C
koom
D
komen

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de goede vorm van "komen"?
Jij .......... op zaterdag.
A
kom
B
komt
C
koom
D
komen

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de goede vorm van "gaan"?
Jij .......... naar de buurvrouw.
A
ga
B
gaat
C
gaa
D
gaan

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de goede vorm van "gaan"?
Jullie .......... naar Rotterdam.
A
ga
B
gaat
C
gaa
D
gaan

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de goede vorm van "gaan"?
Sonja en Anja .......... naar de markt.
A
ga
B
gaat
C
gaa
D
gaan

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de goede vorm van "gaan"?
Ik .......... naar de supermarkt.
A
ga
B
gaat
C
gaa
D
gaan

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies