2 atheneum/gymnasium Kap 1, 2 und 3

Vokabel - Wettkampf
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Vokabel - Wettkampf

Slide 1 - Tekstslide

die Postleitzahl
A
de leeftijd
B
de taal
C
dee woonplaats
D
de postcode

Slide 2 - Quizvraag

Sprache
A
de woonplaats
B
de taal
C
de piano
D
de droom

Slide 3 - Quizvraag

das Klavier
A
het klaverblad
B
de piano
C
de tandarts
D
de vrije tijd

Slide 4 - Quizvraag

der Erfolg
A
de woonplaats
B
de tandarts
C
het succes
D
de deelstaat

Slide 5 - Quizvraag

dürfen
A
mogen
B
zonder
C
ook
D
omdat

Slide 6 - Quizvraag

langweilig
A
vaak
B
moeilijk
C
als
D
saai

Slide 7 - Quizvraag

jetzt
A
nu
B
ook
C
als
D
omdat

Slide 8 - Quizvraag

weil
A
soms
B
saai
C
vaak
D
omdat

Slide 9 - Quizvraag

neugierig
A
dichtbij
B
de fiets
C
ver
D
nieuwsgierig

Slide 10 - Quizvraag

zum Beispiel
A
bijbelbelt
B
beitel
C
bijvoorbeeld
D
omdat

Slide 11 - Quizvraag

häufig
A
soms
B
vaak
C
daar
D
men

Slide 12 - Quizvraag

das Fahrrad

Slide 13 - Open vraag

das Klavier

Slide 14 - Open vraag

neugierig

Slide 15 - Open vraag

de broer

Slide 16 - Open vraag

de maart

Slide 17 - Open vraag

het kleinkind

Slide 18 - Open vraag

de zoon

Slide 19 - Open vraag

de vader

Slide 20 - Open vraag

enig kind

Slide 21 - Open vraag

Ich wusste alle Worte noch?!
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Poll

die Farbe
A
de kleur
B
het merk
C
de zonnebril
D
de klant

Slide 23 - Quizvraag

der Kunde
A
de begane grond
B
de klant
C
de meubels
D
het overhemd

Slide 24 - Quizvraag

das Taschengeld
A
het warenhuis
B
de sieraden
C
het merk
D
het zakgeld

Slide 25 - Quizvraag

es gibt
A
krijgen
B
eruitzien
C
er is
D
uitgeven aan

Slide 26 - Quizvraag

der Schmuck
A
het merk
B
de klant
C
de sieraden
D
de kapper

Slide 27 - Quizvraag

fertig
A
klaar
B
iets
C
toch
D
maar

Slide 28 - Quizvraag

einfach
A
lenen
B
gemakkelijk
C
houden van
D
mogelijk

Slide 29 - Quizvraag

aussehen
A
vandaag
B
de kleren
C
eruitzien
D
donker

Slide 30 - Quizvraag

trotzdem
A
later
B
toch
C
iets
D
maar

Slide 31 - Quizvraag

aber
A
vanaf
B
maar
C
mogelijk
D
toch

Slide 32 - Quizvraag

die Sportart
A
het sportveld
B
de toeschouwer
C
de sportsoort
D
de droomberoep

Slide 33 - Quizvraag

die Mannschaft
A
het team
B
het doelpunt
C
de vereniging
D
het lichaam

Slide 34 - Quizvraag

der Zuschauer
A
de werldkampioenschap
B
de toezichtshouder
C
de tandarts
D
de toeschouwer

Slide 35 - Quizvraag

faul
A
leuk
B
lui
C
vuil
D
misschien

Slide 36 - Quizvraag

der Körper
A
het lichaam
B
het sportnieuws
C
de vereniging
D
het plezier

Slide 37 - Quizvraag

ziemlich
A
lui
B
helaas
C
tamelijk
D
zelfs

Slide 38 - Quizvraag

klimmen

Slide 39 - Open vraag

fietsen

Slide 40 - Open vraag

zwemmen

Slide 41 - Open vraag

ENDE 

Slide 42 - Tekstslide