Chapter 3: Adjectives & adverbs 2

Welcome!
Take a look at the checklist. We will move on after the timer has run out.


Checklist:
- Put your book & notebook on the table.
- Join the LessonUp.
- Startopdracht: 
timer
3:00
Kijk naar de volgende twee zinnen:

"She speaks clear."
"She speaks clearly."

Welke zin is correct en waarom? Bespreek dit kort met een klasgenoot.
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Welcome!
Take a look at the checklist. We will move on after the timer has run out.


Checklist:
- Put your book & notebook on the table.
- Join the LessonUp.
- Startopdracht: 
timer
3:00
Kijk naar de volgende twee zinnen:

"She speaks clear."
"She speaks clearly."

Welke zin is correct en waarom? Bespreek dit kort met een klasgenoot.

Slide 1 - Tekstslide

Planning
- Homework;
- Check-in question;
- Choice assignment + explained;
- Goal check & wrap-up.

Slide 2 - Tekstslide

Lesson goal: Aan het einde van deze les...
- Kan ik adjectives en adverbs correct toepassen in zinnen en fouten hierin herkennen.
- Kan ik uitleggen hoe adjectives en adverbs de betekenis van een zin beïnvloeden en dit toepassen in complexere zinnen (H+).

Slide 3 - Tekstslide

Homework check
Discuss the HW assignments with a classmate. Are there any questions?
timer
1:00

Slide 4 - Tekstslide

Check-in questions
How: 30s alone, 1m in groups.

Havo: Wat is het verschil tussen een adjective en een adverb?


Havo+: Hoe kan een verkeerd gebruikt adverb of adjective de betekenis van een zin veranderen?
Antwoord: Een adjective beschrijft een zelfstandig naamwoord, terwijl een adverb een werkwoord, een ander adverb of een hele zin beschrijft.
timer
0:30
Antwoord: Een verkeerd gebruikt adverb kan de betekenis van de actie veranderen, terwijl een verkeerd gebruikt adjective een verkeerd beeld schept van het zelfstandig naamwoord.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Instructie
Wat: Je kiest één van de vier opdrachten uit de keuzetabel.
Hoe: Werk individueel en gebruik je aantekeningen en voorbeelden.
Hulp: Vraag een klasgenoot en gebruik de 4B's.
Tijd: 15 minuten.
Uitkomst: Een korte schriftelijke uitwerking per leerling.
Klaar: Controleer of je antwoord goed onderbouwd is en lever je werk in. Bezig in je leesboek/woordjes leren.

  • Inleveren + naam.
timer
15:00

Slide 7 - Tekstslide

Lesson goal: Aan het einde van deze les...
- Kan ik adjectives en adverbs correct toepassen in zinnen en fouten hierin herkennen.
- Kan ik uitleggen hoe adjectives en adverbs de betekenis van een zin beïnvloeden en dit toepassen in complexere zinnen (H+).

Slide 8 - Tekstslide

Welke van de volgende zinnen is correct? Waarom?
A
He runs quick.
B
He runs quickly.
C
He quick runs.
D
He runs in a quick way.

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de functie van een adverb?
A
Het beschrijft een zelfstandig naamwoord.
B
Het beschrijft een werkwoord, een ander adverb of een hele zin.
C
Het beschrijft alleen werkwoorden.
D
Het verandert de betekenis van een zelfstandig naamwoord.

Slide 10 - Quizvraag

Schrijf een langere zin waarin zowel een adjective als een adverb correct worden gebruikt.

Slide 11 - Open vraag