Reageren is een eenparige beweging, dus de snelheid blijft gelijk.
Als de snelheid gelijk blijft, dan kun je de afstand (s) uitrekenen met de formule: s=v.t
stoppen is een vertraagde beweging tot stilstand. De eindsnelheid (veind) = 0 m/s.
Als de snelheid groter/kleiner wordt, dan kun je de afstand uitrekenen met de formule: s = vgem.t (gemiddelde van de eind en de beginsnelheid)
Slide 4 - Tekstslide
Wat weet je al?
s = afgelegde weg in de eenheid meter (m)
v = snelheid in de eenheid meter per seconde (m/s)
t = tijd in de eenheid seconde (s)
omrekenen: ...km/h : 3,6 = ...m/s
Slide 5 - Tekstslide
remmen en botsen
Bij de meeste botsingen in het verkeer proberen de automobilisten de botsing nog te voorkomen maar lukt het niet om de auto nog op tijd tot stilstand te krijgen. De afstand die de auto af legt tijdens het remmen noemen we de remweg. Hoe lang die remweg is gaan we bespreken.
Kies op de volgende dia steeds het goede antwoord en noteer dit in je schrift.:
Slide 6 - Tekstslide
De remweg wordt groter als:
- de massa van de auto groter/kleiner is
- de beginsnelheid van de auto groter/kleiner is
- de remkracht van de auto groter/kleiner
- de banden van de auto glad/ruw zijn
- het wegdek onder de auto droog/nat is
Slide 7 - Tekstslide
Antwoorden:
- de massa van de auto groter/kleiner is
- de beginsnelheid van de auto groter/kleiner is
- de remkracht van de auto groter/kleiner
- de banden van de auto glad/ruw zijn
- het wegdek onder de auto droog/nat is
Slide 8 - Tekstslide
reactietijd en reactie-afstand
Als de automobilist wil remmen in het verkeer omdat er iets onverwachts gebeurd dan kost dit tijd. De automobilist schrikt en moet dan gaan bedenken hoe te handelen. Meestal duurt dit minder dan een seconde.
Tijdens die seconde legt de auto afstand af: de reactie afstand.
Slide 9 - Tekstslide
reactietijd en reactie-afstand
De reactietijd wordt groter als de bestuurder
drugs, medicijnen of alcohol gebruikt heeft
vermoeid of slaperig is
afgeleid wordt (telefoon, omkijken, ruzie of kletsen in de auto)
De reactie afstand wordt groter als de bestuurder
een langere reactietijd heeft (zie boven)
met een hogere snelheid rijdt
Slide 10 - Tekstslide
Stopafstand
Stoppen = reageren + remmen
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Video
Stopafstand
Vanaf dat de bestuurder wil remmen tot aan dat de auto echt stil staat, dat is de stopafstand.
stopafstand = reactie-afstand + remweg
Reactie-afstand: de afstand die je aflegt tussen het zien v.h. gevaar en het remmen.
Remweg: de afstand tijdens het remmen.
Slide 13 - Tekstslide
Stopafstand
Slide 14 - Tekstslide
De reactie afstand
De reactie afstand is de afstand die je aflegt tijdens het reageren. Er wordt nog niet geremd dus de snelheid blijft gelijk. Dit is een eenparige beweging (of een constante beweging).
Slide 15 - Tekstslide
De reactie afstand
De afstand kun je uitrekenen met de formule:
s = v . t
(s = afstand in m, v = snelheid in m/s, en t = tijd in s)
s = v.t
s = ?
v = 2,5 m/s
t = 6 s
s = 2,5 x 6
s = 15 m
Slide 16 - Tekstslide
De vertraging
Een auto rijdt elke seconde 2 m/s langzamer.
Je zegt dan dat de vertraging (a) 2 m/s2 is.
Berekening van de vertraging:
a = ?
m/s
t = 6 s
a = 12 : 6
a = 2 m/s2
a=tΔv
Δv=0−12=(−)12
Slide 17 - Tekstslide
De gemiddelde snelheid
De auto heeft een beginsnelheid van 12 m/s.
De eindsnelheid is 0 m/s
Het gemiddelde van 12 en 0 = 6 m/s
(12 + 0) : 2 = 6
Slide 18 - Tekstslide
De remweg
Bij remmen (een vertraagde beweging tot stilstand) is de formule om de afgelegde weg te berekenen: s = vgem.t
s = vgem .t
s = ?
vgem = 6 m/s
t = 6 s
s = 6 x 6
s = 36 m
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Video
00:40
Berekenen van de reactie afstand
Maak in je schrift, de volledige berekening om de reactie afstand uit te rekenen.
s = ?
v = 36 km/h
t = 0,8 s
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Video
00:36
Het gemiddelde
Bereken het gemiddelde in je schrift van de beginsnelheid en de eindsnelheid.
Slide 23 - Tekstslide
00:59
Remtijd
Bereken de remtijd en noteer dit in je schrift.
Slide 24 - Tekstslide
01:23
Bereken de remweg
Bereken nu de remweg met een volledige berekening in je schrift.
srem = ?
vgem = 5 m/s
t = 1,6 s
Slide 25 - Tekstslide
01:34
Bereken nu de totale stopafstand
Bij de eerste video-clip heb je de reactie afstand berekend.
Bij de tweede video-clip heb je de remweg berekend.
Bereken met die gegevens de stopafstand.
Noteer de formule en vul deze in.
Slide 26 - Tekstslide
Bereken de stopafstand met gegevens uit de grafiek.
<----- reactie ----->
<-------------- remmen ------------->
Slide 27 - Tekstslide
Reactie:
het horizontale gedeelte uit de grafiek:
s = ?
v = 24 m/s
t = 0,7 s
s = 24 x 0,7
s = 16,8 m
s=v⋅t
Slide 28 - Tekstslide
Remmen:
het schuine (aflopende) gedeelte uit de grafiek:
srem = ?
vgem = m/s
t = 4,7 - 0,7 = 4 s
s = 12 x 4
s = 48 m
srem=vgem⋅t
224+0=12
<-- 16,8 m -->
Slide 29 - Tekstslide
stoppen:
De reactie afstand en de remweg optellen bij elkaar
<-- 16,8 m -->
<-- 48,0 m -->
Slide 30 - Tekstslide
Botsen
De kreukelzone en riem verminderen de kracht bij een botsing.
Dit blijkt uit Fres = m x a en
De grotere afstand tijdens de botsing zorgt voor een langere remtijd en dus kleinere vertraging. De remkracht wordt dus ook kleiner.
a=ΔtΔv
Slide 31 - Tekstslide
Maak de opdracht in je schrift.
Slide 32 - Tekstslide
Noteer eerst de vraag en de gegevens rechtsboven.
F = ?
m = 80 kg
t = 0,06 s
v(begin) = 9,0 m/s; v(eind) = 0,0 m/s.
F=m⋅a
a=ΔtΔv
Slide 33 - Tekstslide
Bereken eerst de versnelling (a)
F = ?
m = 80 kg
t = 0,06 s
v(begin) = 9,0 m/s; v(eind) = 0,0 m/s.
= 9:0,06 =
.
a = 150 m/s2
a=ΔtΔv
a=0,060−9
Slide 34 - Tekstslide
Bereken dan de remkracht (F)
F = ?
m = 80 kg a = 150 m/s2
t = 0,06 s
v(begin) = 9,0 m/s; v(eind) = 0,0 m/s.
F = 12 000 N (of 12 kN)
F=m⋅a
F=80⋅150
Slide 35 - Tekstslide
Controle vragen
Noteer de formule voor de stopafstand en geef drie dingen aan waar de afzonderlijke afstanden vanaf hangen.
Stopafstand=reactieafstand+remweg.
reactie afstand kan groter worden door medicijnen, alcohol, drugs, leeftijd, afleiding, telefoneren, vermoeidheid
remweg kan groter worden door gladde banden of weg, grotere snelheid, grotere massa, minder remkracht
Slide 36 - Tekstslide
Controle vragen
Kate fietst 36 km/h en houdt op met trappen waardoor ze na 20 s stil staat. Bereken haar vertraging.
Slide 37 - Tekstslide
Controle vragen
Kate fietst 36 km/h en houdt op met trappen waardoor ze na 20 s stil staat. Bereken haar vertraging.
.
a = ?
v(begin) = 36 km/h : 3,6 = 10 m/s
v(eind) = 0 m/s
m/s
t = 20 s
a = 10 : 20
a = 0,5 m/s2
a=ΔtΔv
Δv=10−0=10
Slide 38 - Tekstslide
Controle vragen
Bereken de vertraging van een auto als de remkracht 2 kN is en de massa 1000 kg bedraagt.
Slide 39 - Tekstslide
Controle vragen
Bereken de vertraging van een auto als de resulterende kracht 2 kN is en de massa 1000 kg bedraagt.
Fres = m . a
a = ?
Fres = 2kN = 2000 N
m = 1000 kg
2000 = 1000 x a
a= 2000 : 1000
a = 2 m/s2
Slide 40 - Tekstslide
Noteer in je schrift de antwoorden op de volgende vragen:
a) Reactietijd =..........s
b) Vertraging = ..........
c) m = 800 kg
De remkracht = .........
d) stopafstand = ......
0,7 s
a = 24 : 4 = 6 m/s^2
F=800 x 2 = 1600N
reactie = 24 x 0,7 = 16.8m
remweg = 12 x 4 = 48m
stoppen = 64,8m
Slide 41 - Tekstslide
Slide 42 - Tekstslide
Huiswerk
Lezen paragraaf 5.4 bladzijde 211 t/m 215
maken vraag 38,39,40,41,42,43,44,45 (bladzijde 216 t/m 218)
Hierna volgen nog twee oefenvragen met uitwerking.