Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
wonen
Werkwoorden
1 / 48
volgende
Slide 1:
Tekstslide
NT2
ISK
In deze les zitten
48 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
75 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Werkwoorden
Slide 1 - Tekstslide
drinken
Ik
drink
(ik-vorm)
Jij drink
t
(ik- vorm +
t
) Vraag: drink jij?
U
drink
t
(ik-vorm
+ t
)
Hij/Zij
drink
t
(ik-vorm
+ t
)
Wij
drink
en
(hele werkwoord)
Jullie
drink
en
Zij
drink
en
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
ze
gg
en
ik
zeg
(ik-vorm)
jij zeg
t
(ik-vorm + t)
u zeg
t
(ik-vorm + t)
hij/zij
zeg
t
(ik-vorm + t)
Wij zegg
en
(hele werkwoord)
Jullie
zeggen
Zij
zeggen
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Zeggen, , zi
tt
en, begi
nn
en, bakken
Slide 6 - Tekstslide
Let op!
Aan het eind van een ik-vorm staan nooit twee dezelfde medeklinkers:
bakken: ik-vorm =
bakk
bak
zeggen: ik-vorm =
zegg
zeg
zitten: ik-vorm=
zitt
zit
beginnen: ik-vorm=
beginn
begin
Slide 7 - Tekstslide
Mohannad _______ een lekkere taart. (bakken)
A
bak
B
bakk
C
bakt
D
bakkt
Slide 8 - Quizvraag
Hoe _______ jij dit woord? (spellen)
A
spel
B
spell
C
spelt
D
spellt
Slide 9 - Quizvraag
De juf _______ goedemorgen. (zeggen)
Slide 10 - Open vraag
Ivan en Taha ________ stil op hun stoel. (zitten)
Slide 11 - Open vraag
Khalil ______ aan zijn huiswerk. (beginnen)
Slide 12 - Open vraag
3.6 werkwoorden met een
lange
klank
Hele werkwoord: wonen (wo-nen).
Ik ........
Hoe zeg je dat?
Hoe schrijf je dat?
Slide 13 - Tekstslide
wonen
ik
w
oo
n
(ik-vorm)
jij w
oo
n
t
(ik-vorm + t) Vraag:
w
oo
n
jij? (ik-vorm)
u w
oo
n
t
(ik-vorm + t)
hij / zij w
oo
n
t
(ik-vorm + t)
wij
wonen
jullie
wonen
zij
wonen
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Werkwoorden met lange klank
wonen, spreken, lopen, praten leren, spelen, vragen, maken
Slide 16 - Tekstslide
Let op!
spreken: ik-vorm =
sprek
spreek
wonen: ik-vorm =
won
woon
lopen: ik-vorm=
lop
loop
praten: ik-vorm=
prat
praat
leren: ik-vorm=
ler
leer
Slide 17 - Tekstslide
Ik _________ met mijn broertje. (spelen)
A
spel
B
speel
C
spelt
D
speelt
Slide 18 - Quizvraag
Jullie ______ nog niet zo lang in Nederland. (wonen)
A
woont
B
wont
C
wonen
D
wonnen
Slide 19 - Quizvraag
Mert ________ iets aan de juf. (vragen)
A
vrag
B
vragt
C
vraag
D
vraagt
Slide 20 - Quizvraag
Daria _________ altijd haar huiswerk. (maken)
A
mak
B
maak
C
makt
D
maakt
Slide 21 - Quizvraag
Welke taal ________ jij thuis?
Slide 22 - Open vraag
Mijn oma ________ in Rotterdam. (wonen)
Slide 23 - Open vraag
Ali _______ naar de bushalte. (lopen)
Slide 24 - Open vraag
3.11 Werkwoorden met een
v
of een
z
Hele werkwoord: schrijven
Wat is de ik-vorm?
Ik ........
Hoe zeg je dat?
Hoe schrijf je dat?
Slide 25 - Tekstslide
schrij
v
en
ik
schrij
f
(ik-vorm)
jij
schrij
f
t
(ik-vorm + t) vraag:
schrij
f
jij?
u
schrij
f
t
(ik-vorm + t)
hij /zij
schrij
f
t
(ik-vorm + t)
wij
schrijven
(hele werkwoord)
jullie
schrijven
zij
schrijven
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Tekstslide
Welke taal ________ jij thuis?
Slide 28 - Open vraag
Let op!
Aan het einde van een woord staat
nooit
een
v
of een
z
:
schrijven -> schrij
v
-> ik schrij
f
kiezen -> kie
z
-> ik kie
s
lezen -> lee
z
-> ik l
ee
s
Slide 29 - Tekstslide
Ik ____ mijn naam. (schrijven)
A
schrijf
B
schrijv
C
schrijft
D
schrijvt
Slide 30 - Quizvraag
De leerlingen ____ op het papier. (schrijven)
A
schrijf
B
schrijv
C
schrijfen
D
schrijven
Slide 31 - Quizvraag
Maria en Sesili ____ een kleur. (kiezen)
Slide 32 - Open vraag
_____ (lezen) jij een boek?
Slide 33 - Open vraag
En weten jullie het nog?
De werkwoorden 'hebben' en 'zijn'...
Slide 34 - Tekstslide
1.12
zijn
ik
ben
(ik-vorm)
jij
bent
(ik-vorm + t) vraag: ben jij?
u
bent
(ik-vorm + t)
hij /zij
is
wij
zijn
(hele werkwoord)
jullie
zijn
zij
zijn
Slide 35 - Tekstslide
1.15
hebben
ik
heb
(ik-vorm)
jij
hebt
(ik-vorm + t) vraag: heb jij?
u
hebt
(ik-vorm + t)
hij / zij
heeft
(ik-vorm + t)
wij
hebben (
hele werkwoord)
jullie
hebben
(hele werkwoord)
zij
hebben
(hele werkwoord)
Slide 36 - Tekstslide
U ____ mijn oma. (zijn)
Slide 37 - Open vraag
Zij ____ Saad en Efe (zijn)
Slide 38 - Open vraag
Jij ____ mijn zus. (zijn)
Slide 39 - Open vraag
Ik ____ bang voor spinnen. (zijn)
Slide 40 - Open vraag
______ jij een jongen? (zijn)
Slide 41 - Open vraag
Mijn oma ___ lief. (zijn)
Slide 42 - Open vraag
Jij ____ een mooie fiets. (hebben)
Slide 43 - Open vraag
De leerling ____ een nieuw boek. (hebben)
Slide 44 - Open vraag
_____ jij een hond? (hebben)
Slide 45 - Open vraag
Tim en Tom _____ een kat. (hebben)
Slide 46 - Open vraag
Hij _____ een mooie auto. (hebben)
Slide 47 - Open vraag
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 48 - Poll
Meer lessen zoals deze
Werkwoorden thema 3
12 dagen geleden
- Les met
48 slides
NT2
ISK
pvtt
November 2024
- Les met
49 slides
NT2
ISK
Les 4
4 dagen geleden
- Les met
20 slides
De OTT
September 2024
- Les met
14 slides
A1 herhaling en TC 3.7
Juni 2023
- Les met
35 slides
NT2
MBO
Studiejaar 2
Thema school - A1 - 19/4
April 2024
- Les met
48 slides
NT2
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1
Thema school - A1 - 16/4
April 2024
- Les met
49 slides
NT2
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1
Thema school - A1
November 2023
- Les met
43 slides
NT2
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1