LJ2 Menstruatie

In het kort
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 35 min

Onderdelen in deze les

In het kort

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
- Je kan uitleggen wat de menstruatiecyclus inhoud
- Je kan de afbeelding van de menstruatiecyclus toelichten
- Je kent de termen 'ovulatie' en 'menstruatie' en je kan aangegeven wanneer deze processen plaats vinden in de menstruatiecyclus
- Je kan de invloeden van LH, FSH, Progesteron en oestrogeen in de menstruatiecyclus benoemen
- Je kan 3 verschillende producten voor bij de menstruatie benoemen.


Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Herhaling hormonenles:
welke 5 hormonen hebben we behandeld?

Slide 5 - Woordweb

Herhaling hormonenles:
op welke 3 plekken worden die hormonen gemaakt?

Slide 6 - Woordweb

Wat zijn hormonen?

Slide 7 - Open vraag

Welke hormonen spelen een rol?
Hypofyse:
  • FSH -> rijping eicel, follikel wordt actief
  • LH --> zorgt voor ovulatie

Follikel:
-Oestrogeen 

  • menstruatie
  • daarna verdikking baarmoederslijmvlies
  • secundaire geslachtskenmerken

Gele lichaam:
-Progesteron
  • extra verdikking baarmoederslijmvlies
  • stopt rijping andere eicellen

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Hypofyse
- FSH (follikel situmulerend hormoon) > activeert groei follikels
> rijping eicel

- LH (lutheiniserend hormoon) > ondersteunt groei, piek zorgt voor ovulatie
Worden geremd door progesteron

Slide 10 - Tekstslide

Eierstokken
- Progesteron > maakt de 'kinderkamer' af.
  • Baarmoederwand wordt door progesteron dikker bekleed
  • Progesteron remt rijping andere eicellen

- Oestrogeen > legt de nieuwe kinderkamer aan
  • Zonder bevruchting zorgt oestrogeen voor de menstruatie
  • De oestrogeenpiek remt FSH, maar stimuleert LH. Dus ovulatie!

Geen bevruchting? -> De eicel sterft af en geeft geen hormonen meer af -> Daardoor sterft het gele lichaam ->Progesteron daalt -> Geeft oestrogeen de kans de menstruatie op gang te brengen. 

Slide 11 - Tekstslide

Wat verlies je dan bij de menstruatie?

Slide 12 - Open vraag

Menstruatieproducten

Slide 13 - Tekstslide

Welke volgorde is juist?
A
Follikel rijpt > laat eicel los > gele lichaam blijft over
B
Eicel rijpt > laat follikel los > gele lichaam blijft over
C
Gele lichaam rijpt > laat eicel los > follikel blijft over
D
Eicel rijpt > laat gele lichaam los > follikel blijft over

Slide 14 - Quizvraag

Wat doet FSH niet
A
FSH activeert groei van de follikels
B
FSH zorgt voor de ovulatie
C
FSH activeert de oestrogeenproductie

Slide 15 - Quizvraag

Welk hormoon start de ovulatie?
A
LH
B
FSH
C
Oestrogeen
D
Progesteron

Slide 16 - Quizvraag

Welke 2 hormonen zetten de menstruatie in gang?
A
Oestrogeen en LH
B
Progesteron en FSH
C
Oestrogeen en progesteron
D
LH en FSH

Slide 17 - Quizvraag

De menstruatie wordt in gang gezet bij een ....................... van oestrogeen en progesteron
A
Stijging
B
Daling

Slide 18 - Quizvraag

Welk hormoon zorgt ervoor dat de eicel uit de follikel gaat? (ovulatie)
A
FSH
B
Progesteron
C
LH

Slide 19 - Quizvraag

Wat kan je herleiden van het aantal druppels op de verpakking van menstruatieproducten?
A
Hoeveel dagen het product gebruikt kan worden
B
Hoelang je het product kan dragen
C
Hoeveel bloed het product kan opnemen
D
Hoeveel van dit product je nodig hebt per dag

Slide 20 - Quizvraag

Wanneer een meisje een tampon gebruikt is ze ontmaagd.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 21 - Quizvraag

Vragen?
- Werken aan opdracht 4

Slide 22 - Tekstslide