In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Onderdelen in deze les
Oefentoets Hoofdstuk 6
Slide 1 - Tekstslide
Piet verkoopt 500 goudvissen voor 3 euro per stuk. Hoeveel is zijn omzet?
A
500
B
1500
C
3000
D
167
Slide 2 - Quizvraag
De inkoopprijs van een liniaal is 2 euro en de brutowinstopslag is 200%. Hoeveel is mijn verkoopprijs?
A
4 euro
B
2 euro
C
6 euro
D
8 euro
Slide 3 - Quizvraag
Rekenvoorbeeld: een broodjeszaak koopt broodjes in voor €0,70 per stuk. Er wordt een winstopslag gerekend van 40% van de inkoopprijs. Wat wordt de verkoopprijs?
Slide 4 - Open vraag
4. De verkoopprijs van een IPhone is € 332,75. De BTW is 21 % hoeveel is de consumentenprijs?
A
€ 402,63
B
€ 288,00
C
€ 399,30
D
€ 275,00
Slide 5 - Quizvraag
Wat is juist?
A
omzet - verkoopwaarde = nettowinst
B
omzet - inkoopwaarde
= nettowinst
C
omzet - bedrijfskosten = nettowinst
D
omzet - inkoopwaarde
= brutowinst
Slide 6 - Quizvraag
De omzet van Mediamarkt was €100.000 en de inkoopwaarde was €40.000. Hoeveel bedroeg de brutowinst?
A
€140.000
B
€100.000
C
€60.000
D
€40.000
Slide 7 - Quizvraag
De brutowinst van Bart Smit was €200.000 en de inkoopwaarde was €100.000. Hoeveel was de omzet?
A
€100.000
B
€200.000
C
€300.000
D
€400.000
Slide 8 - Quizvraag
Je brutowinst is €10.000 en je bedrijfskosten bedragen €6.000. Hoeveel is je nettowinst?
A
€16.000
B
€4.000
C
€6.000
D
€10.000
Slide 9 - Quizvraag
Welke beloning hoort bij welke productiefactor?
Sleep de beloningen naar de juiste plek.
kapitaal
arbeid
natuur
ondernemersschap
salaris
rente
huur
pacht
winst
Slide 10 - Sleepvraag
Wat is de formule voor het berekenen van de afschrijvingskosten per jaar?
A
restwaarde : gebruiksduur
B
bedrijfsduur : aanschafwaarde
C
restwaarde : bedrijfsduur
D
(aanschafprijs - restwaarde) : gebruiksduur
Slide 11 - Quizvraag
Brutowinst
Verlies
Nettowinst
Afzet
Als de kosten hoger zijn dan de omzet.
Het aantal verkochte goederen of diensten.
Omzet min inkoopprijs van de verkochte producten.
Winst nadat alle kosten zijn afgetrokken
Slide 12 - Sleepvraag
Een onderneming koopt een bestelwagen voor € 30.000 en gaat deze 4 jaar gebruiken. Daarna is de bestelwagen nog €4000,- waard. Hoeveel bedragen de afschrijvingen per jaar?
A
€6.500
B
€ 7.500
C
€8.500
D
€ 120.000
Slide 13 - Quizvraag
Een evenwichtsprijs ontstaat wanneer ...
A
er meer aanbod is dan vraag.
B
de producent tevreden is met de verkoopprijs.
C
er meer vraag is dan aanbod.
D
vraag en aanbod gelijk zijn aan elkaar.
Slide 14 - Quizvraag
In een jaar produceert Apple 220.000 smartphones. In de totale markt worden 600.000 smartphones gemaakt. Wat is het marktaandeel van Apple?
Slide 15 - Open vraag
Nettowinst kan stijgen door ... (er zijn meerdere antwoorden goed)
A
een lagere verkoopprijs.
B
succesvolle reclame.
C
hogere bedrijfskosten.
D
een lagere inkoopprijs.
Slide 16 - Quizvraag
De omzet van de kledingwinkel van Tevin is € 35.000, de inkoopwaarde is € 15.000 en de kosten zijn € 7.500. De brutowinst is:
A
€ 20.000
B
€ 12.500
C
€ 2.500
D
€ 75.000
Slide 17 - Quizvraag
De consumentenprijs is de verkoopprijs exclusief btw.
A
juist
B
onjuist
Slide 18 - Quizvraag
Geef een voorbeeld van vaste kosten voor een kledingwinkel
Slide 19 - Open vraag
Geef een voorbeeld van variabele kosten voor een kledingwinkel
Slide 20 - Open vraag
De productiekosten van bakker Bertram Omzet: Bakker Bertram verkoopt 40.000 krentenbroden per maand voor € 2 per stuk. De totale vaste kosten zijn € 10.000 per maand. Variabele kosten: Per krentenbrood is voor € 0,30 meel nodig, € 0,05 aan krenten en is er voor € 0,10 aan overige kosten. Bereken de kostprijs van één krentenbrood. (Berekening erbij)
Slide 21 - Open vraag
De productiecapaciteit wordt bepaald door ...
A
de arbeidsproductiviteit
B
het aantal mensen dat in een bedrijf werkt
C
de kapitaalgoederen die worden gebruikt
D
de snelheid van werken
Slide 22 - Quizvraag
Arbeidsproductiviteit neemt toe door goede scholing.
A
juist
B
onjuist
Slide 23 - Quizvraag
Wat is NIET van invloed op de arbeidsproductiviteit?
A
scholing
B
arbeidsvoorwaarden
C
arbeidsverdeling
D
productiefactoren
Slide 24 - Quizvraag
De winkels zijn in december elke avond open. Wordt hierdoor de arbeidsproductiviteit groter?
A
ja
B
nee
Slide 25 - Quizvraag
Opkoper aardappelen
aardappelteler
groothandel
chipsfabriek
supermarkt
Schakel 1
Schakel 2
Schakel 3
Schakel 4
Schakel 5
Slide 26 - Sleepvraag
Snoepfabriek Sweety produceert lolly's. Achter welke letter staan de mogelijke bedrijfskosten van Sweety?
A
afschrijving, energie,
BTW
B
brutowinstmargehuur fabriekshal, energie
C
inkoop grondstoffen, internetkosten, loon
D
reclamekosten, telefoonkosten, energie
Slide 27 - Quizvraag
Koeriersbedrijf Heelsneldaar bv heeft de koeriers grotere auto’s, met navigatie gegeven. De verbeteringen hebben ertoe geleid dat een koerier meer pakjes kan meenemen en ze sneller kan bezorgen. Vroeger bracht een koerier in 4 uur tijd 60 pakjes weg, vandaag de dag is een chauffeur 6 uur op pad en neemt hij 120 pakjes mee.
Wat is de arbeidsproductiviteit per uur van een koerier na de aankoop van nieuwe auto’s en navigatiesystemen? (berekening toevoegen)
Slide 28 - Open vraag
Van een fietswinkel zijn de volgende gegevens bekend: - omzet € 1.650.000 - bedrijfskosten € 450.000 - inkoopwaarde € 950.000 - betaalde btw € 150.000 - ontvangen btw € 300.000