NB week 44 2022

Nieuwsbegrip    
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Nieuwsbegrip    

Slide 1 - Tekstslide

Zijn we er allemaal?

Stop je je telefoon in je tas?

Heb je je spullen klaarliggen?

Heb je je huiswerk gemaakt?
De afspraken

Slide 2 - Tekstslide

Herhaling van de vorige les.
Nieuwsbegrip    

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Wat is een ander woord voor het thema?
A
de oplossing
B
het onderwerp
C
de som
D
de inhoud

Slide 5 - Quizvraag

Slide 6 - Tekstslide

Wat is een ander woord voor veilig?
A
gevaarlijk
B
onzeker
C
beschermd
D
beschut

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Tekstslide

Wat is een ander woord voor helaas?
A
jammer
B
zielig
C
onaardig
D
spijtig

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

afgelopen is hetzelfde als:
A
het komt eraan
B
gisteren
C
het is voorbij
D
vorige week

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Tekstslide

Wat betekent eigenlijk?
A
in het echt
B
nooit
C
niet
D
eigendom

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

hulpverlener
anders
dokter
brandweer
journalist
orka
toeschouwer

Slide 15 - Sleepvraag

Slide 16 - Tekstslide

Hoe voorkom je iets?
A
Je denkt van te voren na.
B
Je geeft geld.
C
Je praat later met mensen.
D
Je koopt eten.

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Tekstslide

Wat betekent redden?
A
in de zee duwen
B
op het strand trekken
C
loslaten
D
helpen

Slide 19 - Quizvraag

Waar gaat de tekst van deze week over?
Nieuwsbegrip    

Slide 20 - Tekstslide

Nieuwsbegrip    Je leert nieuwe woorden.
Heb je goed opgelet?????

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Een tijd geleden is hetzelfde als:
A
nu
B
morgen
C
vroeger
D
volgende week

Slide 23 - Quizvraag

Slide 24 - Tekstslide

beschadigen is niet:
A
kapot maken
B
vernielen
C
stuk maken
D
repareren

Slide 25 - Quizvraag

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

In de wet staat:
A
wat niet mag
B
wat wel mag
C
wat wel en niet mag
D
wat je moet doen

Slide 28 - Quizvraag

Slide 29 - Tekstslide

Wat is een regel?
A
Je moet om 8 uur in de klas zijn.
B
Je moet een jas aan.
C
Je mag koffie drinken.
D
Je moet naar de wc.

Slide 30 - Quizvraag

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Welke zin is goed?
A
Ik heb allerlei blauwe pennen.
B
Ik ga allerlei naar school.
C
In mijn etui zitten allerlei pennen.
D
Er wonen allerlei dieren in de dierentuin.

Slide 36 - Quizvraag

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Wat is lijm?
A
B
C
D

Slide 40 - Quizvraag

Slide 41 - Tekstslide

Waarom zijn de schilderijen niet kapot?
A
ze gooiden op de muur
B
aardappelpuree is zacht
C
ze veegden het eraf
D
er zat glas voor

Slide 42 - Quizvraag

Doel:
Ik kan de tekst lezen.
Ik begrijp de tekst.
Ik kan vragen beantwoorden over de tekst.
Ik kan de tekst na vertellen.

Dus ga nu aan de slag met de vragen.
Nieuwsbegrip

Slide 43 - Tekstslide

De opdrachten bespreken.
Heb je het begrepen?
Had je de vragen goed?
Heb je de doelen behaald?
Nieuwsbegrip    
Ga aan de slag met de opdrachten.

Slide 44 - Tekstslide