In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Klinisch redeneren
Welke redeneerhulpen kun je gebruiken?
Slide 1 - Tekstslide
Doelen van de les
1. Aan het eind van de les weet je wat klinisch redeneren is
2. Je weet ook wat kritische momenten zijn in het klinisch redeneren.
3. Je weet minimaal 4 redenatie hulpen te benoemen en kunt uitleggen hoe ze werken.
Slide 2 - Tekstslide
Wat gaan we doen?
1. Wat is klinisch redeneren en wat heb je ervoor nodig?
2. Redeneerhulpen, wat weet je nog?
3. Opdracht over redeneerhulpen
4. Oefenen met klinisch redeneren
Slide 3 - Tekstslide
Wat is klinisch redeneren?
Slide 4 - Open vraag
Wat is klinisch redeneren?
Het is de kern van jou inschattingsvermogen als zorgverlener. Hierop ga je bepalen wat je vindt van de situatie maar ook wat je denkt dat er moet gebeuren en waarom.
Slide 5 - Tekstslide
Wat doe je concreet?
1. Monitoren zorgvrager
2. Risico inschatten
3. Bepalen of interventie nodig is
4. Bepalen of extra monitoring nodig is
5. Monitoren effect van de interventie
Terug naar 1!
Dus een continue proces!
Slide 6 - Tekstslide
Wat heb je nodig voor klinisch redeneren?
1. Kennis van anatomie, patho fysiologie, medicijnen.
2. Ervaring
3. Analytisch vermogen
4. Kritisch denken
Slide 7 - Tekstslide
Wat is het officiële overdrachtsprotocol in Nederland?
A
SIRS
B
SBARR
C
EWS
D
ABCDE
Slide 8 - Quizvraag
Wat is waar over redeneerhulpen?
A
Er is geen kennis voor nodig
B
Ze vervangen kennis en ervaring nooit
C
Alleen voor onervaren medewerkers
D
Zijn alleen voor artsen bedoeld
Slide 9 - Quizvraag
OPDRACHT
Elk tweetal krijgt 1 van de onderstaande redeneerhulpen. Leg in 30 sec uit wat ze inhouden. En noem een voorbeeld van een situatie (praktisch) waarin je deze zou kunnen gebruiken/inzetten.
Mw Bakker heeft al een dag niet geplast. Wat kan er aan de hand zijn?
Slide 12 - Open vraag
Hr Krabbendam geef je diclofenac omdat hij pijn heeft na een heupoperatie. Na enkele uren krijgt hij last van zijn maag en pijn achter zijn borstbeen. Waar denk je aan? Wat is je interventie? Wat doe je daarna?
Slide 13 - Open vraag
Hr Kramer ligt op jou afdeling. Het valt je op dat dhr. wat rode ontlasting heeft. Waar denk je aan?
Slide 14 - Open vraag
Nu zelf aan de slag
Slide 15 - Tekstslide
Evaluatie les
Hoe was de les voor jullie? Wat was goed, wat was minder?