In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 90 min
Onderdelen in deze les
Genitive
Slide 1 - Tekstslide
Genitive gebruik
Genitive wordt meestal gebruikt om een bezit aan te duiden:
Nederlands:
Moeders boormachine, mijn auto, haar tas, etc.
Engels:
Patrick’s family, their client’s wishes, our first
meeting, etc.
Slide 2 - Tekstslide
Zelfstandignaamwoord en namen in enkelvoud:
's komt na het zelfstandignaamwoord :
Adam's bike
Beethhoven's fifth
The company's profits
Slide 3 - Tekstslide
Single noun
Her dress is nice. My sister's dress is nice.
His bike is new.
My brother's bike is new.
Slide 4 - Tekstslide
Woord (e.v.) dat eindigt op -s
Bij namen in het enkelvoud die uitgaan op -s komt de apostrof na de laatste letter van het woord en voor de -s, maar mag ook alleen met apostrof geschreven worden:
St James’s Hospital
/
St James’ Hospital
Chris's car / Chris' car
Slide 5 - Tekstslide
Plural nouns
Bij zelfstandige naamwoorden en namen in het meervoud komt de apostrof na de meervoudsvorm. Engelse meervouden eindigen meestal op een -s.
a lovers’ quarrel the Beatles’ albums the EU countries’ economies
Slide 6 - Tekstslide
Plural nouns
Their dresses are nice. My sisters' dresses are nice.
Their bikes are new.
My brothers' bikes are new.
Slide 7 - Tekstslide
Plural nouns without 's'
Deze woorden krijgen 's:
Their class is nice. The children's class is nice.