1.3 + 1.4 Luchtdruk - wind -neerslag

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

1.3 -> De zon als motor; luchtdruk en wind
1.4 -> De zon als motor; neerslag
Weer en Klimaat in Nederland

Slide 2 - Tekstslide

Wat moet je kennen?
✅ Wat hebben luchtdruk en wind met elkaar te maken?
✅ Wat hebben luchtdruk en neerslag met elkaar te maken?



Slide 3 - Tekstslide

opdracht:
Kijk naar het filmpje van deze Aardrijkskunde leraar uit Nieuwegein. 
Tip: ook handig voor je voorbereiding op het eindexamen!

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Een lijn die gebieden met dezelfde luchtdruk met elkaar verbindt noem je
A
barometer
B
Hectopascal
C
isofix
D
isobaar

Slide 6 - Quizvraag

Als er een groot verschil is tussen een gebied met een hoge en een lage luchtdruk dan waait het....
A
hard
B
zacht

Slide 7 - Quizvraag

Bij een lage luchtdruk is er meestal (maar niet altijd!)kans op
A
neerslag
B
droog weer

Slide 8 - Quizvraag

Bij een hoge luchtdruk is er meestal (maar niet altijd!)kans op
A
neerslag
B
droog weer

Slide 9 - Quizvraag

1.3 De zon als motor: Luchtdruk en wind
Luchtdruk meet je met een barometer
Isobaar is een lijn die plaatsen met gelijke luchtdruk verbind.
Hoe dichter de isobaren op elkaar liggen, hoe harder het waait.

Slide 10 - Tekstslide

Verschillen in luchtdruk ontstaan door verschillen in temperatuur
Verschillen in luchtdruk, ontstaan door verschillen in temperatuur.

Slide 11 - Tekstslide

Depressie
Luchtsoorten mengen niet makkelijk.Bij het botsen van warme en koude lucht noem je dit lagedrukgebied ook wel een depressie. 

Slide 12 - Tekstslide

Drukgebieden
Hoge luchtdruk -> lucht daalt -> geen wolken/neerslag
Lage luchtdruk -> lucht stijgt -> ontstaan wolken/neerslag

Ezelsbruggetje hoog rijmt op droog

Slide 13 - Tekstslide

Windkracht
De windkracht meet je in Beaufort, van 0 t/m 12. 
De richting van de wind noem je altijd van waar de wind vandaan waait.

Slide 14 - Tekstslide

Aflandige wind=wind van het land naar de zee

Aanlandige wind=wind van zee naar land toe

Slide 15 - Tekstslide

1.4 De zon als motor: neerslag
Ontstaan neerslag: warme lucht stijgt op -> koelt af -> condenseert -> wolken -> regen

Slide 16 - Tekstslide

Soorten neerslag
1. Stijgingsneerslag
  • In de tropen

Slide 17 - Tekstslide

Soorten neerslag
2. Frontale neerslag
  • op het grensvlak van warme en koude lucht -> Nederland

Slide 18 - Tekstslide

Soorten neerslag
3. Stuwingsneerslag
  • bij gebergten
  • loefzijde -> regen
  • lijzijde -> droog

Slide 19 - Tekstslide

De waterkringloop

Slide 20 - Tekstslide