Week 50, les 2, 4m K2 Wiederholung grammatik

Startopdracht
Start je laptop op en ga naar: 

De code komt zo in beeld.

Andere spullen blijven in je tas.
Donnerstag 12. Dezember 2024
timer
3:00
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Startopdracht
Start je laptop op en ga naar: 

De code komt zo in beeld.

Andere spullen blijven in je tas.
Donnerstag 12. Dezember 2024
timer
3:00

Slide 1 - Tekstslide

Planung

  • Wortschatz
  • Rückblick
  • Grammatik
  • Hören und sehen
  • Selbständig arbeiten
Donnerstag 12. Dezember 2024

Slide 2 - Tekstslide

Hausaufgaben:
E: Grammatik (online)

Aufgabe 17, 19, 22 und 25

Slide 3 - Tekstslide

Zorg dat je de betekenis kent van de persoonlijk voornaamwoorden in alle drie de naamvallen.
Leer de voorzetsel en zorg dat je weet welke bij de 3e en welke bij de 4e naamval horen.
In deze tabel staan niet de bezittelijk voornaamwoorden, deze moet je wel kennen en kunnen vertalen.
Je gebruikt ze op dezelfde manier als ein/eine. Het dikgedrukte deel vul je ook in.

Slide 4 - Tekstslide

Voorzetsels:
3e naamval
aus, bei, mit, nach, seit, von, zu

4e naamval
bis, ohne, durch, gegen, für, um

Geen voorzetsel? Dan zin ontleden
Tabel staat op de toets, de voorzetsels niet!

Slide 5 - Tekstslide

Ontleden
1e Onderwerp = wie of wat + gezegde (werkwoorden)
4e Lijdend voorwerp = wie of wat + gezegde + onderwerp
3e Meewerkend voorwerp = aan of voor wie + lv + onderwerp + gezegde

Ik geef mijn moeder een geschenk.
     ond.          mvw              lvw
Ich gebe meiner Mutter ein Geschenk.
      1e               3e                   4e

Slide 6 - Tekstslide

Zum Beispiel:
De secretaresse neemt koffie voor de directeur mee.

Zij geeft haar vriend een kus.

Ik heb een kaart uit Spanje gekregen.

Kees vraagt Erwin wat hij denkt.

Slide 7 - Tekstslide

Wat is het ONDERWERP in deze zin?
Mein Neffe hat Kopfschmerzen

Slide 8 - Open vraag

Wat is het LIJDEND VOORWERP in deze zin?

Die Schüler müssen eine Prüfung machen

Slide 9 - Open vraag

Wat is het MEEWERKEND VOORWERP in deze zin?

Der Katze habe ich etwas zu fressen gegeben

Slide 10 - Open vraag

Der Gruppe & Ein Gruppe

Slide 11 - Tekstslide

Er kauft ein.. interessantes Buch (o)
A
eines
B
einem
C
ein
D
eins

Slide 12 - Quizvraag

Der Junge (m) gibt d.. Mädchen (o) ein.. Kuss (m)
A
das, einem
B
dem, einen
C
das, ein
D
dem, einem

Slide 13 - Quizvraag

De bezittelijke voornaamwoorden horen bij de EIN Gruppe!

Slide 14 - Tekstslide

D.. Eltern (mv) schenken ihr.. Sohn (m) Geld
A
die, ihren
B
der, ihren
C
der, ihr
D
die, ihrem

Slide 15 - Quizvraag

Mein Vater (m) gibt unser.. Lehrer (m) ein.. Hand (v)
A
unserem, eine
B
unserem, einer
C
unseren, einer
D
unser, eine

Slide 16 - Quizvraag

Ich gehe durch d___ Wald(m).

Slide 17 - Open vraag

Der Direktor hatte kein___ Mitteilung(v) gemacht.

Slide 18 - Open vraag

Wieviel Trinkgeld hast du d___ Taxifahrer(m) gegeben?

Slide 19 - Open vraag

Nu alle naamvallen door elkaar!
1 Das habe ich von mein___ Tante(v) erfahren.
2 Hast du dies___ Nachbar(m) nicht gesehen?
3 Ich gehe durch d___ Wald(m).
4 Tante Jessica gibt mein___ Schwesterchen(o) eine Puppe.
5 Dies___ Journalist(m) reist nach Asien.
6 Bei diesem Wetter sind d___ Waren(mv) leicht verderblich.
7 Jed___ Kind(o) bekommt ein Geschenk.
8 Spielt er morgen gegen euer___ Vater?
9 Der Ball fliegt durch d___ Fenster(o).

Slide 20 - Tekstslide

10 Von dies___ Leher(m) bekommen wir viel Hausaufgaben
11 Ich holte eine Tasse aus d___ Schrank(m).
12 Aus welch___ Stadt(v) kommt Peter?
13 Welch___ Wagen(m) hat dein Vater gekauft?
14 Christian holte sein___ Freundin(v) vom Bahnhof.
15 Ich weiß nicht wie ich das mein___ Schwester(v) erzählen soll.
16 Wieviel Trinkgeld hast du d___ Taxifahrer(m) gegeben?
17 Morgen braucht mein Vater mein___ Moped(o).
18 Der Direktor hatte kein___ Mitteilung(v) gemacht.
19 Ich möchte durch dies___ Landschaft(v) spazieren.
20 Das Motorboot fuhr durch d___ Hafen(m).

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Hören und Sehen
Korte berichten
Aufgabe 4 Dumm gelaufen
Seite 98

Doel: Je kunt relevante informatie uit een kort nieuwsbericht begrijpen.
Je kunt de luisterstrategieën gebruiken.

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Hören und sehen
Reportages
Aufgabe 9
Tut alt werden weh?

Doel: Je kunt de hoofdpunten en belangrijke details uit een reportage begrijpen.
Je kunt de kijk- en luisterstrategieën daarvoor gebruiken.

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

FRAGEN?

Slide 28 - Tekstslide

Niet eten! Slokje drinken mag.
Niet door de klas heen blijven lopen.
timer
4:30

Slide 29 - Tekstslide

Selbständig arbeiten
Bereid je voor op het SE van dinsdag door 
- Slim stampen
- oefentoets
- Grammatica opdrachten online maken

of
Oefen op www.eindexamensite.nl daar staat een examen voor je klaar
2023-1 en 2022-1
timer
15:00

Slide 30 - Tekstslide

Hausaufgaben
Volgende les:
                           SE 2.2

Lernen:
Lernübersicht Kapitel 2
Seite 90 bis zum 93
+ tabel (voorzetsels, persoonlijkvoornaamwoorden, bezittelijk voornaamwoorden)

Slide 31 - Tekstslide

Nu alle naamvallen door elkaar!
1 Das habe ich von mein___ Tante(v) erfahren.
2 Hast du dies___ Nachbar(m) nicht gesehen?
3 Ich gehe durch d___ Wald(m).
4 Tante Jessica gibt mein___ Schwesterchen(o) eine Puppe.
5 Dies___ Journalist(m) reist nach Asien.
6 Bei diesem Wetter sind d___ Waren(mv) leicht verderblich.
7 Jed___ Kind(o) bekommt ein Geschenk.
8 Spielt er morgen gegen euer___ Vater?
9 Der Ball fliegt durch d___ Fenster(o).

Slide 32 - Tekstslide

10 Von dies___ Leher(m) bekommen wir viel Hausaufgaben
11 Ich holte eine Tasse aus d___ Schrank(m).
12 Aus welch___ Stadt(v) kommt Peter?
13 Welch___ Wagen(m) hat dein Vater gekauft?
14 Christian holte sein___ Freundin(v) vom Bahnhof.
15 Ich weiß nicht wie ich das mein___ Schwester(v) erzählen soll.
16 Wieviel Trinkgeld hast du d___ Taxifahrer(m) gegeben?
17 Morgen braucht mein Vater mein___ Moped(o).
18 Der Direktor hatte kein___ Mitteilung(v) gemacht.
19 Ich möchte durch dies___ Landschaft(v) spazieren.
20 Das Motorboot fuhr durch d___ Hafen(m).

Slide 33 - Tekstslide