Wat moet je kennen? (=weten)Vocabulaire thématique: U1-2-3-4 App1 : boek A p38+81+127 + boek B p36 (alles FN-NF).
Vocabulaire U4 (boek B) App2-4-6-7-8-9 p36 t/m p40 (alleen FN).
Grammaire U4 (boek B): het bijwoord (Gram I App5 p38)
Herhaal de vraagstelling en de vraagwoorden.
Wat moet je ermee kunnen?
Het juiste woord in een zin in het Frans plaatsen. (ex.Choisis le bon mot).
Een tekst over het aangaan van uitdagingen begrijpen en vragen hierover kunnen beantwoorden.
Een bijwoord kunnen vormen en herkennen in een zin.