Modalverben zijn speciale werkwoorden in het Duits die gebruikt worden om de houding van de spreker ten opzichte van een actie uit te drukken. Ze veranderen de betekenis van het hoofdwerkwoord in een zin. De meest voorkomende modalverben zijn:
1. **Können** - betekent 'kunnen' of 'in staat zijn om'. Het drukt de mogelijkheid of bekwaamheid uit.
- *Ich kann Deutsch sprechen.* (Ik kan Duits spreken.)
2. **Müssen** - betekent 'moeten' of 'noodzakelijk zijn'. Het geeft een verplichting of noodzaak aan.
- *Ich muss jetzt gehen.* (Ik moet nu gaan.)
3. **Dürfen** - betekent 'mogen' of 'toestemming hebben'. Het geeft toestemming of een mogelijkheid aan.
- *Darf ich hier sitzen?* (Mag ik hier zitten?)