Tomaat: tomaten heb je in het klein en in het groot, moeten een gladde en gave schil hebben. Qua smaak variëren ze van zoet tot zuur en zijn licht hartig. Je kunt ze verwerken in soepen, sauzen en salades.
Courgette: courgettes kennen we voornamelijk als groen en langwerpig maar ze kunnen ook rond of geel zijn. Je kunt courgettes rauw eten maar vaak gebruik je ze om te bakken, koken en grillen.
Komkommer: De meeste komkommers zijn groen en langwerpig tot lichtgebogen. Smaaktechnisch varieert het tussen friszuur tot bitter. Meestal eet je komkommers rauw, bijvoorbeeld in salades, soep, hapjes en sushi.
Paprika: Paprika heb je in verschillende kleuren, zoals geel, groen en rood. Je kunt paprika's rauw en gaar eten. Denk aan salades, soepen, gebakken, gegrild, gevuld of in rauwkost.