Herhalingsles H7 voor TA3

Voedingsmiddelen en 
-stoffen
Iets wat je eet of drinkt is een voedingsmiddel, bijv. melk, chips, brood.

In elk voedingsmiddel zitten voedingsstoffen.  Dat zijn de bruikbare bestanddelen van voedingsmiddelen. 

Er zijn zes voedingsstoffen:
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Voedingsmiddelen en 
-stoffen
Iets wat je eet of drinkt is een voedingsmiddel, bijv. melk, chips, brood.

In elk voedingsmiddel zitten voedingsstoffen.  Dat zijn de bruikbare bestanddelen van voedingsmiddelen. 

Er zijn zes voedingsstoffen:

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Groepen voedingsstoffen
Energierijke stoffen: nodig om te bewegen 
en warm te blijven.
  • Koolhydraten en vetten
Bouwstoffen: nodig voor de groei 
en opbouw van je lichaam.
  • Eiwitten, mineralen, vetten en water.
Beschermende stoffen: nodig om gezond te blijven.
  • Vitaminen en mineralen.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voedingsvezels
Voedingsvezels zijn GEEN voedingsstoffen, ​ maar wel belangrijk om je darmen goed te laten werken. Zitten in volkorenbrood, groente en fruit.


Kennen
  • de zes soorten
voedingsstoffen en hun
functie
  • functie van voedingsvezels!
Waarom is het belangrijk dat je darmspieren goed werken?

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schijf van vijf
1. Groente en fruit
vitaminen, mineralen, koolhydraten en 
voedingsvezels
2. Smeer- en bereidingsvetten
vetten en vitaminen
3. Zuivel, noten, vis, peulvruchten, vlees en ei
eiwitten, vitaminen, mineralen
4. Brood, graanproducten en aardappelen
koolhydraten, vitaminen en voedingsvezels
5. Dranken
water

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bouwstoffen
Bouwstoffen: water, eiwitten, mineralen (en vetten). Nodig om cellen te bouwen.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eiwitten
Eiwitten bestaan uit aminozuren.
- 20 verschillende 

Variëren in:
-  de soorten aminozuren
- de hoeveelheid aminozuren
- de volgorde aminozuren

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De functies van eiwitten
  1. Opbouw van je weefsels
  2. Organen op de juiste plaats houden (structuureiwitten)
  3. Transport van stoffen in het bloed/in de cellen (hemoglobine)
  4. Regeling van processen (vertering, voortplanting, afweer)
Je moet hier voorbeelden van kunnen geven.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeelden eiwitfuncties

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eiwitten bestaan uit een ketting van aminozuren.


O.a. het aantal aminozuren en de volgorde bepaalt het soort eiwit.


In een mens zitten tussen de 50.000 en
100.000 verschillende eiwitten.


De eiwitten worden in opdracht van de
kern gemaakt op de ribosomen.

De volgorde van de aminozuren wordt
bepaald door het DNA in de kern.



Eiwitten bestaan uit een ketting van aminozuren.

O.a. het aantal aminozuren en de volgorde bepaalt het soort eiwit. Er zijn dus heel veel verschillende soorten te maken.

De eiwitten worden in opdracht van de
kern gemaakt op de ribosomen.
De volgorde van de aminozuren wordt
bepaald door het DNA in de kern.

                                                 

                                                  Wat is dit?

Slide 9 - Tekstslide

Eiwitten zijn o.a. bouwstoffen. Enzymen zijn ook eiwitten, die regelen allerlei scheikundige reacties in cellen. 
Vertering en verteringssappen
Voedingsstoffen moeten vanuit het voedsel in 
het bloed komen. Water, mineralen, vitaminen en glucose 
zijn klein genoeg om in het bloed opgenomen te worden.

Eiwitten, vetten en de meeste koolhydraten moeten eerst kleiner gemaakt worden.
Vertering = klein maken van voedingsstoffen zodat ze kunnen worden opgenomen in het bloed.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In verschillende organen zitten cellen die verteringssappen maken.
 
--> bevatten enzymen voor het verkleinen van grote voedingsstoffen
--> Enzymen 'knippen' de grote voedingsstoffen in stukken.

Enzym = een eiwit

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

- Je kunt de werking van enzymen beschrijven.
Voor elk soort voedingsstof is er een
apart enzym met een speciale vorm. 

1. Het enzym bindt zich aan de voedingsstof.
2. Het enzym knipt de voedingsstof in tweeën. 
3. Het enzym laat los en kan opnieuw dezelfde 
soort voedingsstof afbreken. 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Enzymen zijn gevoelig voor temperatuur en de zuurgraad.
Vlak boven minimumtemperatuur werken
enzymen langzaam. Wordt de temp hoger, dan gaan
enzymen sneller werken. 

De temperatuur waarbij een enzym het beste
werkt, heet de optimumtemperatuur

Wordt de temperatuur nog hoger?
Dan gaat het enzym langzamer werken doordat het vervormt
Boven de maximumtemperatuur is het enzym stuk en werkt het niet meer. 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voedsel komt binnen
Mondholte - keelholte - slokdarm

De huig sluit je neusholte af en 
het strotklepje je luchtpijp
-> voedsel de juiste weg, namelijk de slokdarm in

Werkt het afsluiten niet goed? -->Voedsel schiet 
luchtpijp in. Wat gebeurt er dan?

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De weg van het voedsel
Waar vindt vertering plaats?

In 4 organen:
1 Mondholte - eerste stap zetmeelvertering (speeksel)
2 Maageiwitvertering (door maagsap
Maag bevat ook maagzuur; doodt bacteriën
3 Twaalfvingerige darm (eerste deel dunne darm) - 
verdere vertering van zetmeel en eiwit,
start vertering vet (alvleessap)

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gal; groene vloeistof wordt gemaakt in de lever (!)
Gal wordt opgeslagen (!!) in de galblaas

Gal emulgeert vetten in de twaalfvingerige darm.

Gal bevat dus geen enzymen,
gal helpt bij de vertering van vetten.
Gal is dus géén verteringssap (!!). 

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



4.
Dunne darm - vertering
van grote voedingsstoffen
wordt afgemaakt (darmsap). 


Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Peristaltische bewegingen
De voedselbrij doet er enige tijd over om het hele verteringsstelsel te
passeren. Hierbij spelen peristaltische bewegingen een rol. 

Spierbewegingen in de wand van organen van je verteringsstelsel die de voedselbrij voortduwen.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samengevat!
Vier verteringssappen, bevat enzymen:
  • Speeksel: zetmeel
  • Maagsap: zetmeel en eiwitten
  • Alvleessap: zetmeel, eiwitten en vetten
  • Darmsap: zetmeel, eiwitten
Gal is geen verteringssap, maar 
emulgeert vetten. Gemaakt door de lever.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

- Je kunt beschrijven hoe voedingsstoffen in ons bloed komen en waarvoor dit nodig is.
De klein gemaakte voedingsstoffen gaan door de wand van de dunne darm het bloed in. 

De wand van de darm is dun en bevat veel kleine bloedvaatjes -> haarvaten.



Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

- Je kunt uitleggen wat er overblijft na de vertering van het voedsel en hoe deze stoffen vervolgens verder bewerkt worden tot het het lichaam verlaat.
Einde van de dunne darm: waterige pap met onverteerde stoffen over. 

Dit gaat naar de dikke darm. Het water gaat daar door de wand naar het bloed. 

In dikke darm zit ook darmflora:
bacteriën die deel onverteerde stoffen afbreken. 

Dikke massa gaat naar de endeldarm (ontlasting/poep). 

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies