Engels Writing

ENGLISH WRITING
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

ENGLISH WRITING

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inhoud
  • Zinsvolgorde
  • Informeel en formeel taalgebruik
  • Indeling zakelijke brief / e-mail - sollicitatiebrief 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zinsvolgorde

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In het Engels is er de volgende regel voor de volgorde waarin je de woorden zet:

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Informeel en formeel taalgebruik

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Formal or informal?

De stijl van het schrijven kun je onderverdelen in informeel of formeel. 



Slide 6 - Tekstslide


If you’re writing to a group of readers, you mostly use neutral language. For example: when you write an article for a website, you’re not sure who exactly will read your text. Neutral language is mostly used to give facts and information

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Informal language

If you’re writing to a friend, you use informal language. You can use contractions (‘doesn’t’, ‘isn’t’, ‘hasn’t’) and abbreviations (afkortingen), emojis, greetings such as ‘hi’ or ‘hey’ and endings such as ‘bye’, ‘see ya’ or ‘XOXO’.

Informeel houdt in:
 'niet-zakelijk, ongedwongen, tot de privésfeer behorend'.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Informal greetings & closing sentence
Dear Hannah,
Beste Hannah
Hi Hannah!
Hi Hannah
Hello Hannah
Hallo Hannah,
I hope to hear from you soon.
Ik hoop snel van je te horen.
See you soon!
Tot snel!

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eind informeel- Sign off
Best wishes,
Het beste,
Love, 
Liefs

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Formal language
If you’re writing to a stranger in a serious setting, you will mostly use formal language. You use full sentences and verb forms, greetings such as ‘Dear Sir or Madam’, and endings such as ‘kind regards’.

Formeel houdt in:
'zakelijk, officieel, tot het publieke domein behorend'.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Formal greetings 
Let op: Sir/ Madam, Mr, Ms is met een hoofdletter.
Dear Mr/Ms Jones
Geachte heer / mevrouw Jones
When you know the name of the reader.

Je weet de naam > Jones
Dear Sir / Madam,
Geachte heer / mevrouw,
When you don't know the name

Je weet niet de naam.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Closing Sentice & Formal Sign off
Yours faithfully,
Met vriendelijke groet,
Yours sincerely,
Hoogachtend
Kind regards,
Met vriendelijke groeten
Please let me know if you have any questions.
Laat me weten als er nog vragen zijn.
I look forward to hear from you soon
ik kijk ernaar uit om van u te horen.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Indeling zakelijke brief / zakelijke e-mail.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

opzet zakelijke brieven - sollicitatiebrieven

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefenen met schrijven:
Ga naar studiemeter en takenlijst. 
Daar oefen je op A2 niveau met de opdrachten die er klaargezet zijn. 

Als je examen Spreken hebt, haal dan de examens op bij Myrthe.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1
2
3
4
5
6
7
adres van de zender
Datum
adres van de ontvanger
onderwerp
aanhef
Afsluiting met je naam en achternaam
slotzin

Slide 18 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Soorten schrijfopdrachten
- Formulier invullen. 
- Kaartje schrijven naar vrienden/familie.
- Email sturen naar werk of sollicitatie of vrienden/familie.
- Review schrijven.
- Motivatiebrief etc...

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer gebruik je hoofdletters?
Hier 10 regels:
1. Om een zin te beginnen.
2. Bij namen van personen, steden, landen, bedrijven en religies.
3. Persoonlijk voornaamwoord Ik - I, maakt niet uit waar deze in de zin staat.
4. Maanden, weekdagen en feestdagen. LET OP: maanden van seizoenen is NIET met een hoofdletter.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer gebruik je hoofdletters?
Hier 10 regels:
5. Boek- en filmtitels.
6. Aardrijkskundige namen (denk aan gebergte, zee, gebieden)
7. Titels van mensen (zoals President)
8. Afkortingen (KLM, BCC, FBI)
9. Begin van citaten (He asked, “Do you want tea or coffee?”)
10. Kompasrichtingen die deel uitmaken van een gebied (The North Pole, South Africa, Middle East, West Virginia)

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Veel gemaakte fouten.
Blad 'veel gemaakte fouten' met uitleg over:
- Wanneer If en wanneer When
- Verschil To en too.
- Wanneer A en wanneer An.
- Verschil There/ Their/ They're
- Wanneer This en wanneer That
- Wanneer These en wanneer Those
- Verschil Any en Some

Slide 22 - Tekstslide

Handig om erbij te schrijven:
- Ik is altijd met een hoofdletter I
- Alle namen van mensen steden landen maanden en dagen van de week ook met hoofdletters. 
- getallen mag je in cijfers schrijven. (behalve als het gevraagd wordt)


Part 
Paragraphs
What do you do?
Introduction
First - 
one or two
explain what you are going to write about and why. Keep introduction short.
Body
Following - 
two or more
Use one paragraph for each (sub)topic you are going to writ about. Body is the main of the text.
Conclusion
Final- 
usually one
End your text with a final paragraph or closing sentence

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ROCMN

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ROCMN

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

writing frame
Reason
Why am I writing?
Readers
Who am I writing this text for?
Message or idea
What do I want to say about the topic? -achieve

Slide 26 - Tekstslide

Why am I writing? Waarom schrijf je?
What do you want to achieve by writing?
Wat wil je bereiken met het schrijven?
Who will read this? Wie gaat dit lezen?
Are you writing to a friend, your teacher or to a group of colleagues? Sometimes you don’t know who will read your text, for instance when you write an article or post something online.
Weet je wie de tekst gaat lezen? Is het voor school/werk of stuur je iets naar je vrienden?
What is a formal letter?
Who do you write?
Example of a formal letter?

Slide 27 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

No abbreviation (= afkorting)
A
Formal
B
Informal

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Long words (apologies, frequently, unfortunately)
A
Formal
B
Informal

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Incomplete sentences
(Great to hear from you soon.)
A
Formal
B
Informal

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mag je bij een formele brief beginnen met 'I'?
A
ja
B
nee
C
zo min mogelijk

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies