quizzzzzz werkwoordspelling

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

Voorbeeldvraag:
......... (vragen) jij mij gisteren nu ook al om geld? (pv v.t.)

1. vraag
2. vraagt
3. vroegt
4. vroeg

1......... (worden) jij ook zo blij van het zonnetje vandaag? (pv t.t.)

1. word
2. wordt
3. wort
4. geworden

Tip:

Gisteren geeft verleden tijd aan.

2.Hij heeft ook deze opdracht .........(lezen). (vd)

1. geleest
2. leest
3. gelesen
4. gelezen

3. U ..... (hebben) een mooie nieuwe fiets. (pv t.t.)

1. hebt
2. heb
3. hebben
4. heeft

4. ........(afmaken) we vandaag de praktijkopdracht ...? (pv t.t.)

1. Maakten .....af
2. Gemaakt.......af
3. Maken.......af
4. Gemaakd.......af

5. De docent heeft de moeilijke lesstof ........(toelichten). (vd)

1. toegelicht
2. getoelicht
3. toegelicht
4. getoelichten

6. Volgend jaar ....... (gaan) we het centrale examen maken. (pv t.t.)

1. gaat
2. ga
3. gaan
4. gegaan

7. De lesstof .....(zijn) duidelijk, we hebben geen vragen. (pv t.t. of pv v.t.)

1. is
2. zijn
3. was
4. geweest

8. Johan heeft nieuwe voetbalschoenen .............(halen). (vd)

1. gehaalt
2. haalt
3. gehaald
4. halen

9. Wij zijn van lokaal .........(veranderen). (vd)

1. veranderen
2. verandert
3. veranderd
4. veranderde

10. Vorig jaar ....... (zijn) ik in Parijs. (pv vt)

1. ben
2. was
3. zijn
4. geweest

11. Ik heb gisteren een verjaardagscadeau .............(hebben). (vd)

1. gehebt
2. hebt
3. gehad
4. hebben

12. Jij en ik ........... (zijn) niet zo blij met al dat huiswerk. (pv t.t.)

1. ben
2. zijn
3. bent
4. geweest

13. Gisteren ........... (lopen) wij in de stad. (pv v.t.)

1. loopte
2. liep
3. liepen
4. liepten

14. Hij ............ (vinden) de les Nederlands altijd verschrikkelijk. (pv t.t. of pv v.t.)

1. vind
2. vindt
3. gevonden
4. vond

15. Gisteren ........... (eten) ik alles op. (pv v.t.)

1. at
2. eette
3. eet
4. eten