JRB 2,6 gevolgen van innovatie

Programma
Quiz, wat weet je nog van de vorige les
Leerdoelen bespreken
Uitleg en tussendoor opdrachten maken 
rekenen opdrachten maken
Check
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 4

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Programma
Quiz, wat weet je nog van de vorige les
Leerdoelen bespreken
Uitleg en tussendoor opdrachten maken 
rekenen opdrachten maken
Check

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je nog van de vorige lessen


een paar vragen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stijging arbeidsproductiviteit
HOE?

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent innovatie?
A
Dat je producten bij het oude laat
B
Dat je producten gaat vernieuwen
C
Dat je dingen hetzelfde doet

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Terugblik

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In bedrijf x worden per maand 100.000 stoelen gemaakt. Dit wordt gedaan door 10 werknemers. Wat is de arbeidsproductiviteit per week?
A
10.000
B
2.500
C
2.307
D
2.488

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent 'recessie'.
A
economische vooruitgang
B
economische achteruitgang
C
economische maatregelen
D
economische sancties

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

1.
hogere arbeidsproductiviteit
hogere welvaart
De arbeidsproductiviteit is laag. Thomas, een
collega van Edwin, zegt dat een hogere
arbeidsproductiviteit leidt tot een hogere welvaart.
Hieronder staan de tussenstappen in de redenering
2.
3.
4.
5.
lagere verkoopprijs
lagere arbeidskosten per product
stijging van de koopkracht

Slide 8 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

§6 Leerdoelen
- Ik kan uitleggen wat de gevolgen van innovatie zijn
- Ik kan een marktaandeel berekenen

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gevolgen van innovatie
Producten verbeteren, maar productieprocessen (machines en computers) worden ook beter.

Als de arbeidsproductiviteit omhoog gaat  --> dan verdienen bedrijven meer. 
Als de arbeidsproductiviteit omhoog gaat --> kan de prijs van product naar beneden --> Daardoor verbeterd je concurrentiepositie

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gevolgen van innovatie 
  • kwaliteit van producten kan verbeteren
  • welvaart en welzijn kunnen verbeteren
  • arbeidsomstandigheden veranderen (flexwerkplekken)
  • Werk wordt ingewikkelder
  • concurrentiepositie kan verbeteren (marktaandeel wordt groter)

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

concurrentiepositie

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Concurrentiepositie
Hoe jouw bedrijf het doet, ten opzichte van andere bedrijven.
Op het gebied van:
  • prijs
  • kwaliteit
  • innovatie
  • service

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je kunt jouw concurrentiepositie verbeteren door te concurreren op:
  • Prijs
  • Kwaliteit
  • Service

Hoe beter jouw concurrentiepositie is, hoe hoger je afzet (aantal stuks dat je verkoopt) zal zijn.
Op welke manieren kunnen je concurreren?

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Vraag: Wat was ook al weer het verschil
     tussen mechaniseren en automatiseren?
  • Antwoord: Bij mechaniseren wordt
     apparatuur gebruikt, waardoor het werk
     sneller gaat of makkelijker wordt en bij
     automatiseren wordt werk van mensen
     vervangen door apparatuur.
  • Door mechaniseren daalt de kostprijs per
      product en hierbij wordt de
      concurrentiepositie sterker.
Mechaniseren en automatiseren

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

EXAMENOPGAVE
timer
2:00

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe kan je de concurrentiepositie meten?
Dat kan je doen door het marktaandeel te berekenen.
 Je hebt hiervoor de volgende gegevens nodig:
- De omzetgegevens van het bedrijf en de totale omzet van branche
- de afzetgegevens van het bedrijf en de totale afzet van de branche

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maken opdracht 
op bladzijde 84 opdracht 1,2 en 3 
timer
4:00

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Marktaandeel

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Formule marktaandeel
  • Eigen omzet : totale omzet = marktaandeel 
  • Eigen afzet : totale afzet = marktaandeel

Voorbeeld.
Albert Heijn heeft in 2020 een omzet gedraaid van 27 miljard euro. De totale omzet van de supermarktbranche bedraagt 72 miljard euro. Bereken het marktaandeel van de Albert Heijn.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Formule marktaandeel
  • Eigen omzet : totale omzet = marktaandeel 
  • Eigen afzet : totale afzet = marktaandeel

Voorbeeld.
Albert Heijn heeft in 2020 een omzet gedraaid van 27 miljard euro. De totale omzet van de supermarktbranche bedraagt 72 miljard euro. Bereken het marktaandeel van de Albert Heijn.
27 : 72 x 100 = 37,5%

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Marktaandeel (totaal 8.000.000 per jaar)
1. Hoeveel telefoons verkoopt LG per jaar?

2. En Apple?

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Marktaandeel 
Er worden 980.000 stofzuigers verkocht per jaar in Nederland. 
205.800 worden er verkocht door Phillips. 
117.600 door Dyson.


Wat is het marktaandeel van Phillips? 
En van Dyson? 

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

maak opdracht 
opdracht 10 blz 65

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandig aan het werk
timer
15:00
Opdracht: 
Maak nu zelfstandig opgave .......... Je mag overleggen. Schrijf de volledige antwoorden in je boek, inclusief formule bij een berekening!
Hulp nodig? In deze volgorde: 
1. Boek
2. Klasgenoot
3. Docent
Je krijgt 15 minuten de tijd
Klaar? 
Lees de blauwe stukjes nog eens door. 
Daarna help je een klasgenoot.

Slide 26 - Tekstslide

Sponsopdracht: 1b en c
Welvaart / Welzijn
Welvaart zegt iets over hoe je kunt rondkomen met je inkomen. Heb je veel inkomen dan heb je een hoge welvaart, heb je weinig inkomen dan heb je een lage welvaart.
Welzijn zegt iets over hoe jij in je vel zit. Welzijn heeft met je eigen persoon te maken, ben je gelukkig, gezond, heb je een leuk leven dat is welzijn.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Is welvaart gelijk aan welzijn?
Welvaart
  • de mate waarin mensen in hun materiële behoeften (= tastbaar met geld en dingen) kan voorzien 
Welzijn
  • De mate waarin mensen kunnen voorzien in al hun materiële en immateriële (= niet tastbaar, geluk en gezondheid) behoeften

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Omrekenen maand, jaar, week of dag

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afschrijving per jaar 
Aanschafprijs van een auto: €15.000 
De auto gaat 25 jaar mee. Daarna kan deze worden verkocht voor €1250. 

Wat is de afschrijving per jaar? 

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

concurrentie
A
zijn bedrijven die hetzelfde product hebben
B
hebben dezelfde kleuren in hun logo
C
zijn bedrijven die dezelfde prijs hebben
D
hebben dezelfde openingstijden

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies