2 Stunde feesttenten

1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Was weisst du über Tiere?

Slide 2 - Tekstslide

Herzlich wilkommen!
Was machen wir heute? 
  • Mindmap
  • Grammatik / Klassenarbeit
  • Presentation besprechen
  • Sprechen 

Lernziel:
  • Je kan regelmatige werkwoorden in de tegenwoordige tijd gebruiken.
  • Je kan een dier in minimaal 2 korte zinnen beschrijven.


Slide 3 - Tekstslide

Benutze die Wörterliste Seite 132 oder mijnwoordenboek.nl

Slide 4 - Tekstslide

Het werkwoord in de tegenwoordige tijd
FEESTTENTEN-REGEL

Slide 5 - Tekstslide

Hoofdregel (feesttenten)
FE-
ich
spiele
du
spielst
er / sie / es
spielt
wir
spielen
ihr
spielt
sie / Sie
spielen

Slide 6 - Tekstslide

Uitzonderingen - (e)ettenten
ich
heiße
du 
heißt
er / sie / es
heißt
wir
heißen
ihr
heißt
sie / Sie 
heißen
de EETTENTEN-regel gebruik je als de stam op een -s, -ss, -ß, -x of -z eindigt.

Slide 7 - Tekstslide

Hoe gebruik je deze regels?
1. Neem de stam van het werkwoord 
2. Kijk welk persoonlijk voornaamwoord in de zin staat.
3. Kijk welke regel je moet toepassen. 
- stam op -s, -ss, -ß, -x, of -z = (E)ETTENTEN
- niks bijzonders = FEESTTENTEN-regel. 

Slide 8 - Tekstslide

Oefenen met de FEESTTENTEN-REGEL

Slide 9 - Tekstslide

Grammatik
Was?
Seite 115 Aufgabe 18, 19, 21, 22 en 24
Wie?
flüstern darf
Wie lange?
15 Minuten
Hilfe?
frage mich, schau ins Buch Seite 173
Fertig?
Arbeitsblatt abholen, Slim stampen
timer
15:00

Slide 10 - Tekstslide

ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
stam + st
stam + e
stam + t
stam + en
stam + t
stam + en

Slide 11 - Sleepvraag

Ich ...... einen Brief (schreiben)
A
schreib
B
schreibe
C
schreibt
D
schreiben

Slide 12 - Quizvraag

Wir ....... gerne Karaoke. (singen)
A
singe
B
singen
C
singt
D
singst

Slide 13 - Quizvraag

....... Susanne auch ins Kino? (gehen)
A
gehe
B
gehst
C
geht
D
gehen

Slide 14 - Quizvraag

Peter und Tom ...... jeden Samstag Sport. (machen)
A
mache
B
machst
C
macht
D
machen

Slide 15 - Quizvraag

Ik weet hoe ik werkwoorden in de tegenwoordige tijd moet vervoegen
😒🙁😐🙂😃

Slide 16 - Poll

1. Voorbereiding:

  • Kies een favoriet dier (Lieblingstier) om over te presenteren.
  • Verzamel informatie over het dier, zoals naam, uiterlijk, leefgebied en voeding.
  • Maak een lijst van interessante feiten over het dier


Slide 17 - Tekstslide

2. PowerPoint voorbereiden

  • Maak een PowerPoint-presentatie met maximaal 3 dia’s.
  • Elke dia mag maximaal 5 steekwoorden bevatten.
  • De dia’s moeten de volgende onderwerpen bevatten: 
a. Naam en uiterlijk van het dier 
b. Leefgebied en voeding 
c. Interessante feiten


Slide 18 - Tekstslide

3. Oefen de presentatie:
  • Oefen samen met je duo-partner.
  • Let op uitspraak, intonatie en vloeiend spreken.
4. Inleveren PowerPoint:
  • Lever de PowerPoint vooraf in bij de docent.
5. Geef de presentatie:
  • Houd een korte presentatie van minimaal 3 minuten voor de klas.
  • Gebruik de PowerPoint als ondersteuning, maar spreek vooral vrij.






Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Sprachmittel
  • Seite 124 Aufgabe 38 a/ b
  • Arbeitet zu zweit

  • Welche Sätze könnt ihr für Eure Presentation benutzen?
timer
10:00

Slide 21 - Tekstslide

Was hast du heute gelernt?

Slide 22 - Tekstslide

Hausaufgaben
1. Lerne die Wörter rechte Seite Seite 132
2. Aufgaben noch nicht fertig? 
Dann Seite 115 Aufgabe 18, 19, 21, 22 en 24

Slide 23 - Tekstslide

6

Slide 24 - Video

Slide 25 - Tekstslide

Spielen
Seite 115 
Aufgabe 20

Slide 26 - Tekstslide

00:10
Welches Tier ist das?
A
der Löwe
B
der Fisch
C
der Elefant
D
das Nashorn

Slide 27 - Quizvraag

00:23
Was für ein Tier war das?
A
der Hund
B
der Wolf
C
der Tigerwolf
D
der Jaguar

Slide 28 - Quizvraag

00:36
Welche Tiere sind das?
A
die Kühe
B
die Pferde
C
die Schweine
D
die Schafe

Slide 29 - Quizvraag

00:49
Welche Tiere sind das?
A
die Ziege
B
die Schafe
C
die Ponys
D
die Gänse

Slide 30 - Quizvraag

01:02
Was für ein Tier war das?
A
eine Kuh
B
ein Schwein
C
ein Meerschweinchen
D
ein Pferd

Slide 31 - Quizvraag

01:12
Welches Tier ist das?
A
das Huhn
B
der Hahn
C
die Krähe
D
die Gans

Slide 32 - Quizvraag