SE3 - toevoeging leerwerk

• Middelbare school

Voorbereiding SE 3

Voor SE 3 leer je het volgende:

* Alle aantekeningen in je dummy

* de nieuwe informatie in deze lessonup

* Kunststromingen handout

Kunst

Veel uitingsvormen

Theater, Muziek, Dans, Beeldende Kunst etc.

Cultuur

Massacultuur

Subculturen

Beeldende kunst

• Het afgebeelde staat voorop. Het draait om wat je kunt zien.
• Denk aan: schilderijen, beeldhouwwerk, fotografie etc.
• Het heeft een tastbare vorm ( in tegenstelling tot bijvoorbeeld theater of dans)
• Het is autonoom of toegepast
• Niet iedere cultuur heeft dezelfde esthetiek

Autonome kunst

• Kunst waarbij het kunstwerk een persoonlijke uiting is van de kunstenaar. Het heeft geen praktische functie.

 

Toegepaste Kunst

• Kunst met een functie. 
• Esthetische vormgeving van functionele voorwerpen.
• Bijvoorbeeld meubels, kleding en drukwerk 

Esthethiek

Wanneer iets volgens de algemeen geldende norm mooi wordt gevonden noem je dat ook wel esthetisch. Verschillende culturen hebben verschillende ideeën over wat esthetisch is. In de westerse wereld worden onder andere de volgende kenmerken bedoeld; symmetrie, kostbare materialen, vrouwelijkheid, herhaling van vorm en kleur.

 

Kunststromingen

Waar let je op bij het herkennen van de verschillende stromingen?

• Voorstelling: Wat zie je?
• Vormgeving: Beeldaspecten.

Voor gedetailleerde beschrijvingen van de stromingen gebruik je het document 'Kunststromingen handout'.

De stromingen op de volgende dia's moet je kunnen herkennen.

Impressionisme

kenmerken:

• Impressie van het moment
  
• Sfeer en lichtval belangrijk (licht verandert -> snel werken)
  
• Geen gladde afwerking: vluchtige toetsen duidelijk zichtbaar, ongemengde kleuren
  

Invloed fotografie:

• Houding niet geposeerd: momentopnames
  
• Willekeurige afsnijdingen
  
• Ongewone standpunten
  

Jugendstil/ Art Nouveau

art nouveau wilde vernieuwen en vernieuwend zijn. De kunstenaars die de stroming aanhingen wilden een nieuwe woordenschat ontwikkelen die paste in een moderner wordende wereld. De natuur was de grote inspiratiebron. Kenmerken zijn; bloem/plantmotieven die vaak herhaald worden, veel toeters en bellen/ details en vaak een vrouwfiguur afgebeeld. 

Expressionisme

Kunstenaars zijn geïnteresseerd in het innerlijke leven en emoties en willen deze weergeven in hun gunst. Dit doen ze door gebruik te maken van afwijkende kleuren en vervorming. 

Kenmerken:

• Gebruik van onrealistische kleuren
• Figuratieve afbeeldingen maar niet altijd realistisch
• Weergeven van de emotie
• Grove, ongecontroleerde (kinderlijke) manier van schilderen.

Kubisme

• In het kubisme onderscheidt men:
  
• het analytisch kubisme (kleine vakjes)
• het synthetisch kubisme (overzichtelijke composities).
  
• De kubisten (Picasso, Braque, Gris, Léger, e.a.) hebben verschillende kenmerken:
  
• vereenvoudigen hun voorstellingen tot geometrische vormen
  
• de diepte werd uit het schilderij weggehaald.
  
• Men schilderde vanuit verschillende gezichtshoeken.
  
• De kubisten gebruikten als eerste “papiers collés”, voorlopers van de collage.
  

 Dada

• Dada maakte antikunst, wilde shockeren
  
• humor en ironie
  
• gewone gebruiksvoorwerpen werden als kunst tentoongesteld (readymades)
•  afvalproducten werden verwerkt in de kunstwerken

 Surrealisme

• Alledaagse dingen worden op een niet alledaagse manier aan elkaar verbonden. 
• Gedetailleerde manier van werken, waarbij stofuitdrukking heel nauwkeurig is.
•  onwerkelijke lichtinval, ruimte en sfeer. 
• Geïnspireerd door dromen/ het onderbewuste.

CoBrA - kunst

• Copenhagen, Brussel, Amsterdam 
• Experimentele kunstbeweging
• Vrijheid, alles kan en mag 
• Kunst is niet meer alleen voor de rijken, maar voor iedereen!
• Kinderlijke/ primaire manier van schilderen

De beweging van Vijftig - poëzie 

 pop-art

De kunstenaars zetten zich af tegen de bestaande regels van de kunst. Reactie op het abstract-expressionisme (emotie en gevoel)

Kenmerken:

• fel kleurgebruik
• inspiratie uit massamedia/consumptie maatschappij
• vervreemding door o.a. vergroting en herhaling
• gebruik van ready-mades
• massa productie bij drukwerk