regelmatig werkwoord op -ir klas 2

Bonjour la classe!


Bonjour la classe!
mardi 26 janvier
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Bonjour la classe!


Bonjour la classe!
mardi 26 janvier

Slide 1 - Tekstslide

Le programme et les objectifs
  • aan het eind van de les heb je het regelmatig werkwoord op -ir (Bron G chapitre 3) herhaald

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Welke werkwoorden die
eindigen op -ir ken je?

Slide 4 - Woordweb

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Vervolgens plak je de uitgang erachter
finir --> stam=fin --> je fin + uitgang is -is --> je finis

uitgangen van het regelmatig werkwoord op -ir:
je + stam + is
tu + stam + is
il/elle + stam + it
nous + stam + issons
vous + stam + issez
ils/elles + stam + issent

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Hoe maak je de présent van het regelmatig werkwoord op -ir?

Slide 10 - Open vraag

Welke vorm is goed?
A
je finie
B
je finis
C
je finit

Slide 11 - Quizvraag

Welke vorm is goed?
A
nous finissent
B
nous finissez
C
nous finissons

Slide 12 - Quizvraag

Welke vorm is goed?
A
nous choisons
B
nous choisissons

Slide 13 - Quizvraag

je
Suzanne et Pierre
vous
Sophie
Jan et moi
finissez
finissent
finis
choisit
réagissons

Slide 14 - Sleepvraag

Welke vorm is goed?
A
tu rougi
B
tu rougit
C
tu rougis
D
tu rougie

Slide 15 - Quizvraag

Welke vorm hoort er bij:
Charlotte......
A
grandis
B
grandit
C
grandissent

Slide 16 - Quizvraag

Welke vorm is juist?
A
vous remplissent
B
vous remplisent
C
vous remplisez
D
vous remplissez

Slide 17 - Quizvraag

Le passé composé
voltooid tegenwoordige tijd

De passé composé bestaat uit twee stukjes:

Slide 18 - Tekstslide

1) Het hulpwerkwoord:
avoir        of          être

j'ai                           je suis
tu as                      tu es
il/elle/on a          il/elle est
nous avons        nous sommes
vous avez            vous êtes
ils/elles ont        ils/elles sont
2) het voltooid deelwoord

het voltooid deelwoord van een regelmatig werkwoord maak je door de -r- van het hele werkwoord af te halen

choisir - choisi - j'ai choisi
remplir - rempli - elle a rempli
grandir - grandi - ils ont grandi

Slide 19 - Tekstslide

welke vorm is goed?
A
tu a choisi
B
tu as choisir
C
tu as choisi

Slide 20 - Quizvraag

welke vorm is goed?
A
nous avons réussi
B
nous avons réussir
C
nous avez réussi
D
vous avez réussir

Slide 21 - Quizvraag

Laatste vraag!
Hoe maak je het voltooid deelwoord van een regelmatig werkwoord op -ir?

Slide 22 - Open vraag

Kortom... een regelmatig werkwoord vervoeg je door:

-ir van het hele werkwoord af te halen en vervolgens de goede uitgang erachter te plakken

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Oefen nog eens op:
www.verbuga.eu


Slide 26 - Tekstslide


Allez au travail!!

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide