Einkaufen - les 3 - 16.05.23

Thema: Einkaufen 
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Thema: Einkaufen 

Slide 1 - Tekstslide

Was machen wir heute?
  • Thema: Wortschatz
  • Die Lernziele dieser Stunde
  • Instruktion
  • verschiedene Aufgaben zum Thema "Wortschatz"
  • selbständig arbeiten
  • Die Lernziele checken
  • Abschluss der Stunde

Slide 2 - Tekstslide

Die Lernziele dieser Stunde

  • Ik kan een filmpje over het thema "winkelen" in het Duits begrijpen;

  • Ik beschik over voldoende woordenschat om het filmpje te begrijpen;
  • Ik kan geconcentreerd kijken en luisteren naar het filmpje;
  • Ik blijf doorluisteren, ook al weet ik op een vraag het antwoord niet.

Slide 3 - Tekstslide

Thema: Wortschatz

Slide 4 - Tekstslide

Die Lernziele
  • Ich kenne neue Wörter zum Thema "einkaufen";
  • Ich kann die Wörter von B Wortschatz aktiv benutzen.

Slide 5 - Tekstslide

Je krijgt nu een sleepvraag..

Slide 6 - Tekstslide

die Kugel
der Schinken
die Eisdiele
die Sahne
das Hackfleisch
das Gemüse
die Kartoffeln

Slide 7 - Sleepvraag

Welches Wort passt nicht in der Reihe?
A
bar
B
mit Karte zahlen
C
helfen
D
(be)zahlen

Slide 8 - Quizvraag

Welches Wort passt nicht in der Reihe?
A
der Tee
B
die Cola
C
der Orangensaft
D
die Suppe

Slide 9 - Quizvraag

Welches Wort passt nicht in der Reihe?
A
die Tüte
B
die Metzgerei
C
die Bäckerei
D
der Laden

Slide 10 - Quizvraag

Zusammen lesen: Wörter Lernliste B

Slide 11 - Tekstslide

  • de cent - der Cent
  • de euro - der Euro
  • de ham - der Schinken
  • de kaas - der Käse
  • de prijs - der Preis
  • de supermarkt - der Supermarkt 
  • de taart

Slide 12 - Tekstslide

  • de bakkerij - die Bäckerei
  • de banketbakkerij - die Konditorei
  • het blikje - die Dose - die Dosen
  • het bolletje (ijs) - die Kugel - die Kugeln
  • de boter - die Butter
  • de chocola - die Schokolade
  • de ijssalon - die Eisdiele

Slide 13 - Tekstslide

  • de melk - die Milch
  • de slagerij - die Metzgerei
  • de slagroom - die Sahne
  • de tas - die Tasche - die Taschen
  • het tasje, zakje - die Tüte - die Tüten
  • de worst - die Wurst
  • het broodje - das Brötchen - die Brötchen

Slide 14 - Tekstslide

  • het gehakt - das Hackfleisch
  • het geld - das Geld
  • de kilo - das Kilo
  • de portemonnee - das Portmonee
  • het stuk - das Stück - die Stücke
  • boodschappen doen - einkaufen
  • helpen - helfen (geholpen = geholfen)

Slide 15 - Tekstslide

  • nodig hebben - brauchen 
  • pinnen - mit Karte zahlen
  • zoeken - suchen
  • anders, verder - sonst
  • contant - bar
  • duur - teuer
  • goedkoop - billig/günstig

Slide 16 - Tekstslide

  • hoeveel - wie viel
  • samen, bij elkaar - zusammen
  • Tot ziens! - Auf Wiedersehen!
  • zonder - ohne 

Slide 17 - Tekstslide

Eine Sprechaufgabe...
Aufgabe 9 - Seite 107

Slide 18 - Tekstslide

Aufgabe: Wortschatz
1 woord per leerling: beschrijving met 4 woorden
de cent t/m het blikje (3 LLN)
het bolletje (ijs) t/m de worst (3 LLN)
het broodje t/m nodig hebben  (3 LLN)
pinnen t/m zonder (3 LLN)
de koffie t/m de patat (2 LLN)

Slide 19 - Tekstslide

Die Lernziele checken
  • Ich kenne neue Wörter zum Thema "einkaufen";
  • Ich kann die Wörter von B Wortschatz aktiv benutzen.

Slide 20 - Tekstslide

Welche neue Wörter
hast du jetzt gelernt?

Slide 21 - Woordweb

Hausaufgaben
Lernen: Lernliste A + B

Slide 22 - Tekstslide