Hitler geeft aan dat hij wel móet reageren op een Poolse aanval op een
Duits radiostation. De Duitsers hebben deze aanval in scène gezet.
Slide 2 - Tekstslide
De eerste maanden
eind 1939 - begin 1940
De eerste fase van de oorlog speelt zich vooral af in Oost-Europa.
Volgens de afspraken in het Molotov-Ribbentrop-verdrag valt half september de Sovjet-Unie vanaf het oosten Polen ook binnen.
Slide 3 - Tekstslide
Blitzkrieg in West-Europa
april-juli 1940
De oorlog lijkt ver weg...
Dat verandert in het voorjaar van 1940 als de Duitsers met een enorme snelheid en grote overmacht, Europa letterlijk 'oprollen'.
Deze manier van oorlogsvoering wordt ook wel Blitzkrieg genoemd.
Slide 4 - Tekstslide
Nederland capituleert
15 mei 1940
Hoewel er op sommige plekken door het Nederlandse leger meer tegenstand wordt geboden dan de Duitsers hadden verwacht, kan de Nederlandse regering, na het bombardement op Rotterdam, niets anders doen zich over te geven (capituleren) aan de Duitsers.
Slide 5 - Tekstslide
Frankrijk capituleert
22 juni 1940
Een deel van Frankrijk, Vichy, wordt niet bezet, maar collaboreert met Duitsland.
Collaboreren betekent: samenwerken met de vijand
Slide 6 - Tekstslide
Battle of Britain
juli - oktober 1940
De Duitse aanval op Groot-Brittannië. Mede dankzij de uitvinding van de radar weet Groot-Brittannië zich te weren tegen Duitsland.
Het betekent niet dat de Britten van Duitse bombardementen af zijn...
Slide 7 - Tekstslide
Operatie Barbarossa
juni - december 1941
Ondanks het niet-aanvalsverdrag van 1939, valt Duitsland de Sovjet-Unie aan:
Hitler heeft de 'Lebensraum' en de grondstoffen nodig voor zijn volk.
Slide 8 - Tekstslide
Japanse aanval op Pearl Harbor
7 december 1941
As-mogendheid Japan wil in Azië een machtig land zijn.
Om dit doel te bereiken vallen ze de Amerikaanse marinebasis op Hawaï (Pearl Harbor), volkomen bij verrassing, aan.
Door de verwoeste Amerikaanse vloot, heeft Japan vrij spel in Azië
Slide 9 - Tekstslide
Verenigde Staten in oorlog
8 december 1941
Eén dag na de aanval verklaren de Verenigde Staten de oorlog aan Japan.
Slide 10 - Tekstslide
Slag bij Stalingrad
augustus 1942 - februari 1943
Door de ijzige kou en slechte bevoorrading wordt het Duitse leger verslagen.
Hitler moet opgeven: Stalingrad blijkt niet te veroveren.
Het wordt een keerpunt in de oorlog: de Sovjet-Unie begint met het terugdringen van het Duitse leger.
Slide 11 - Tekstslide
D-Day
6 juni 1944
Met de landing in Normandië kwam er eindelijk een front in het Westen, iets waar Stalin lang om had verzocht.
De D in D-Day staat voor Decision (beslissing)
Slide 12 - Tekstslide
Hitler wordt verslagen
april 1945
In april valt het Rode Leger van Stalin Berlijn aan.
Het is de genadeklap voor Hitler: hij pleegt zelfmoord.
Slide 13 - Tekstslide
De Bevrijding
5 mei 1945
Slide 14 - Tekstslide
Capitulatie van Japan
15 augustus 1945
Na de verwoesting door de twee Amerikaanse atoombommen, kan Japan niets anders doen dan zich over te geven aan de Geallieerden.
Slide 15 - Tekstslide
De Sovjet Unie
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Karl Marx
Geboren in Trier, op 5 mei 1818.
Filosoof en econoom.
Grondlegger van het socialisme.
In Engeland zag hij hoe slecht de arbeiders het hadden.
Slide 18 - Tekstslide
Communisme
Gelijkheid: er zijn geen klassen meer.
Geen bezit: de staat verdeelt het bezit.
Iedereen verdient hetzelfde: winst maken kan niet.
In 4 stappen naar een klassenloze samenleving.
Slide 19 - Tekstslide
Stap 1
Arbeiders (proletariaat) worden steeds meer uitgebuit door de rijke fabriekseigenaren.
De arbeiders worden armer en de fabriekseigenaren rijker.
Slide 20 - Tekstslide
Stap 2
Arbeiders grijpen de macht middels een revolutie.
Dit is de 'Dictatuur van het proletariaat'.
Slide 21 - Tekstslide
Stap 3
Gelijkheid: Al het bezit wordt eerlijk over de gemeenschap verdeeld. Er zijn geen klassen
meer. Niemand kan meer winst maken.
Slide 22 - Tekstslide
Stap 4
Van een kapitalistische samenleving naar
een socialistische samenleving naar
een communistische samenleving (de Communistische Heilstaat).
Slide 23 - Tekstslide
Voorwaarden
Het land moest volledig geindustrialiseerd zijn.
Klassenstrijd: de arbeiders moesten in opstand komen tegen / boos zijn op de rijke fabriekseigenaren.