Inhaalles

Herhaling 1.7 / 1.8
Wat is een samengestelde zin?
De persoonsvorm in enkelvoudige en samengestelde zin.
Leestekens
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 25 min

Onderdelen in deze les

Herhaling 1.7 / 1.8
Wat is een samengestelde zin?
De persoonsvorm in enkelvoudige en samengestelde zin.
Leestekens

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen grammatica 1.7 blz. 70

  • samengestelde zinnen maken
  • hoofd- en bijzinnen gebruiken
  • voegwoorden 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een persoonsvorm en hoe vind je de persoonsvorm in een zin?

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

SAMENGESTELDE ZIN
Een samengestelde zin bestaat uit twee of meer enkelvoudige zinnen
Elke ochtend sta ik vroeg op, want de krant ligt op de mat
elke ochtend sta ik vroeg op
de krant ligt op de mat

Een samengestelde zin heeft dus twee of meer persoonsvormen.
Bij zinsontleden zet je een dubbele zinsdeelstreep tussen de twee zinnen.
Elke ochtend / sta/  ik / vroeg op, // want / de krant / ligt /  op de mat

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Achter welke woorden komt de dubbele zinsdeelstreep?

Je hoeft de camping dus niet af maar je kunt natuurlijk ook een keertje kanoën.
A
camping
B
af
C
maar
D
keertje

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Achter welk woord komt de dubbele zinsdeelstreep?

Hij geeft de kat eten, omdat hij honger heeft
A
eten
B
omdat
C
kat
D
geeft

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

HOOFDZIN EN BIJZIN
In een samengestelde zin staat altijd een hoofdzin+hoofdzin / hoofdzin+bijzin / bijzin+hoofdzin

Een hoofdzin ziet er net zo uit als een enkelvoudige zin:
- het onderwerp en de persoonsvorm staan naast elkaar
- de persoonsvorm staat op de eerste of tweede plaats in de zin

In de bijzin verandert de volgorde
- het onderwerp en de persoonsvorm staan uit elkaar ( of je kunt ze uit elkaar halen )
- de persoonsvorm staat op de laatste of één na laatste plaats in de zin

De poes heeft honger  (HZ) , omdat de kater van de buren haar bakje heeft leeggegeten  (BZ)

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdzin of bijzin?

'... als ik mijn pianoles kan afzeggen.'
A
Hoofdzin
B
Bijzin

Slide 8 - Quizvraag

Het onderwerp (ik) staat niet naast de persoonsvorm (kan).
Hoofdzin of bijzin?

'Ik ga morgen naar de kapper.'
A
Hoofdzin
B
Bijzin

Slide 9 - Quizvraag

Het onderwerp (ik) staat naast de persoonsvorm (ga).
Nina leest een boek en Cato is aan het koken.
A
bijzin, hoofdzin
B
bijzin, bijzin
C
hoofdzin, hoofdzin
D
hoofdzin, bijzin

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Terwijl moeder het beslag maakt, zet Evi de oven aan.
A
bijzin, hoofdzin
B
hoofdzin, hoofdzin
C
bijzin, bijzin
D
hoofdzin, bijzin

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De oude man zit op de kruk, omdat hij moe is.
A
bijzin, bijzin
B
hoofdzin, hoofdzin
C
bijzin, hoofdzin
D
hoofdzin, bijzin

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Fien gaat naar de dokter, omdat ze haar arm heeft gebroken.
A
bijzin, bijzin
B
hoofdzin, bijzin
C
bijzin, hoofdzin
D
hoofdzin, hoofdzin

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

woordsoorten: voegwoorden
De zinnen van een samengestelde zin plak je meestal aan elkaar met een voegwoord.

Tim voetbalt goed en ik kan het ook goed
Tim voetbalt goed, maar ik kan het beter
Ik geloof nu wel dat Tim goed voetbalt
Als Tim in jouw team zit, win je sowieso 
Ik verveelde me, terwijl Tim lekker speelde 

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Let op... 
hoofdzin-hoofdzin: het voegwoord staat er altijd tussenin
hoofdzin-bijzin: het voegwoord staat er tussenin
bijzin-hoofdzin: het voegwoord staat helemaal vooraan

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nu aan het werk!
TEST JEZELF MET 1.3 1.5 1.7 en 1.8

Klaar? Versterk jezelf

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1.5 Woorden oefenen met quizlet

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies