In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Quizz communicatie/ eigen regie
Slide 1 - Tekstslide
Een open vraag is:
A
Waarbij je de ander ruimte geeft om meer te vertellen
B
Waarin jouw mening verpakt zit en je stuurt het gesprek een bepaalde kant op
C
Waarop je alleen ja of nee kan antwoorden
D
waarvan het antwoord al vast staat
Slide 2 - Quizvraag
Aandachtspunten voor het ontvangen van feedback, welke 2?
A
Geef aan dat de ander het niet goed gezien heeft
B
Vertel wat je van de ander zijn gedrag vindt.
C
Vraag om verduidelijking als je het niet begrijpt.
D
Geef aan wat je van de feedback vindt zonder verwijtend te zijn.
Slide 3 - Quizvraag
Communicatieproblemen kunnen optreden door verschillende oorzaken:
Wat is de oorzaak van het communicatieprobleem? Vpk Anneke legt aan een cliënt uit hoe de wasmachine werkt . Anneke gebruikt woorden die de cliënt niet kent. Kies in deze situatie het meest voor de hand liggende.
A
Verschil in achtergrond en gewoonte tussen zender en ontvanger
B
Communicatiestoornis
C
Onduidelijk overbrengen van de boodschap
D
Verschil in achtergrond en gewoonten tussen zender en ontvanger
Slide 4 - Quizvraag
De belangrijkste voorwaarde voor een effectief tweegesprek is wanneer iemand aanspreekbaar is:
A
dat jij als begeleider de oplossingen en mogelijkheden bedenkt
B
dat jij als begeleider de verantwoordelijkheid bij de cliënt laat
C
dat jij als begeleider de regie overneemt , dat maakt het overzichtelijk
Slide 5 - Quizvraag
De 4G feedback methode biedt een structuur om ongewenst gedrag te benoemen en bij te sturen. De 4G feedback methode bestaat uit vier de 4G’s, te weten:
A
Gevoel, geval, gevolg, genade
B
Gevoel, gewenst, gedrag, gevolg
C
Gedrag, gevoel, gewenst gedrag, gevolg
D
Gedrag, gevolg, gevoel, gewenst gedrag
Slide 6 - Quizvraag
Loes is een cliënt met een licht verstandelijke beperking. Ze werkt op een zorgboerderij en heeft daar vaste taken. Deze week is er een nieuwe cliënt gestart, Koos. Hij gaat Loes helpen met het voeren van de geiten. Koos doet het volgens Loes niet goed. Ze loopt boos weg. Jij gaat met Loes in gesprek. Dit noemen we een:
A
Informatief gesprek
B
Helpend gesprek
C
Slechtnieuwsgesprek
Slide 7 - Quizvraag
Communicatie waarbij de ontvanger actief betrokken is, en de boodschap overkomt zoals de zender bedoelt.
Communicatie via mimiek, gebaren, oogcontact en lichaamshouding
Communicatie waarbij niet direct gereageerd kan worden, de zender kan niet tegelijk ontvangen
Communicatie waarbij iemand met geschreven of gesproken woorden informatie overbrengt
Verbale communicatie
Lichaamstaal
effectieve communicatie
eenzijdige communicatie
Slide 8 - Sleepvraag
Weerstand bij cliënten kan optreden bij iedere gespreksvorm, maar vooral bij:
A
gesprekken die oplossingsgericht zijn
B
gesprekken die een verandering tot doel hebben
C
gesprekken die informatie overbrengen tot doel hebben
Slide 9 - Quizvraag
Je hebt een teamoverleg en je bespreekt een situatie met een cliënt die zijn afspraken niet nakomt. Een collega maakt een grapje dat iedereen wel eens een afspraak niet nakomt. Jij geeft een concreet voorbeeld en jouw collega reageert met een lachwekkend voorval wat hij heeft meegemaakt. Het lukt je niet om deze situatie goed te bespreken in je team en de concentratie van je collega's verslapt. Over welke vorm van negatief deelnemersgedrag gaat het hier?
A
Stimulerend gedrag
B
clownesk gedrag
C
alles beter weten
D
manipulerend gedrag
Slide 10 - Quizvraag
Sleep naar het juiste vak
Positief deelnemersgedrag
Negatief deelnemersgedrag
kritisch denken
veel praten
ja-knikken
organiseren
zwijgen
helpen
Slide 11 - Sleepvraag
Er zijn verschillende feedback methodes te noemen, welke 2?
A
Broodjes kroketmethode
B
hamburgermethode
C
het 4 G model
D
het 4 B model
Slide 12 - Quizvraag
De hoeden van Bono, waar kun je deze techniek voor inzetten
A
Bij een feestelijke vergadering
B
Om tot een oplossing te komen waarbij je het probleem of de situatie het van alle kanten bekijkt
C
Creatief denken bij problemen
D
Om iedereen aan het praten te krijgen
Slide 13 - Quizvraag
Een doel van een discussie kan zijn dat je je mening kan vormen. Deze discussies hebben tot doel om een probleem of situatie goed te doorgronden. De bedoeling is dat je een beeld krijgt van elkaars mening.
A
juist
B
onjuist
Slide 14 - Quizvraag
Uit welke 3 elementen is goede feedback opgebouwd? 1 rationaliseren 2 gedrag van de ander benoemen 3 spreek in de "jij"-vorm 4 speel de bal terug 5 mijn gevoelens en gedachten 6 ik-boodschap
A
1, 3, 4
B
2, 5, 6
C
1, 4, 5
D
2, 3, 4
Slide 15 - Quizvraag
Ook al formuleer je de feedback op een goede manier, dan nog kan het hard aankomen en niet welkom zijn. Mensen beschermen zich graag tegen onaangename gevoelens. Zeker als het hun zelfbeeld raakt. Ze gaan dan in de verdediging.
Welke verdedigingsreactie zie je als de ander uitleg gaat geven over de verklaring van het gedrag?
A
verdringing
B
ontkenning
C
rationalisatie
D
projectie
Slide 16 - Quizvraag
Folkert moet de echtgenoot van Anja vertellen dat door bezuinigingen de vergoeding voor de dagbesteding grotendeels komt te vervallen. De echtgenoot schrikt hiervan.
Om welk soort gesprek gaat het in deze situatie?
A
helpend
B
slechtnieuws
C
informatief
Slide 17 - Quizvraag
1. Arend hoort door een langsrijdende trein niet wat je zegt. 2. Thomas is in gedachten en hoort je niet, er is sprake van......
A
1. Er is sprake van externe ruis.
2. Er is sprake van externe ruis
B
1.Er is sprake van interne ruis
2. Er is sprake van interne ruis
C
1. Er is sprake van interne ruis
2. Er is sprake van externe ruis
D
1. Er is sprake van externe ruis
2. Er is sprake van interne ruis.
Slide 18 - Quizvraag
Primaire groep
Secundaire groep
Formele groep
Informele groep
Homegene groep
Hetrogene groep
Groep in de directe omgeving van de cliënt. (familie, vrienden). Er is sprake van een gevoelsband.
Een groep waar je in terecht komt, bv. sport, klas, werk. De groep heeft vaak een gemeenschappelijk doel.
Niet zelf samengesteld. persoonlijke en intieme relaties
Groep ontstaat spontaan en is niet verplicht. bv. vriendschappen
Bestaat uit leden met gelijke kenmerken. Bijv. geslacht, leeftijd, problematiek
De individuele kenmerken verschillen. Vaak is de groep bij elkaar ivm een groepstaak