2/10 Leesvaardigheid 1: verwijswoorden

1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag:
  1. Lesdoel
  2. Script. Inleveren op SOM of geprint bij mij (les of postvakje).
  3. Verwijswoorden
  4. Plot 3 
  5. Blooket

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel
  • Je weet wat verwijswoorden zijn en waarnaar ze verwijzen. 

Slide 3 - Tekstslide

Verwijswoorden

Slide 4 - Woordweb

Verwijswoorden
In goed opgebouwde zinnen en alinea's komen geen onnodige herhalingen voor. In plaats van eerder genoemde woorden of zinnen gebruikt de schrijver verwijswoorden. Die kunnen terugverwijzen naar een woord, een groepje woorden of een hele zin. Verwijswoorden zijn woorden als: hij, zij, dat, die en daar.

Slide 5 - Tekstslide

Sharon komt uit Nigeria, zij woont nu in Nederland.
Wat is hier het verwijswoord?
A
nu
B
woont
C
zij
D
Nederland

Slide 6 - Quizvraag

Vanessa komt uit Ghana, dat is een mooi land.
Wat is hier het verwijswoord?
A
Vanessa
B
Ghana
C
land
D
dat

Slide 7 - Quizvraag

Ik heb zin in de pauze, dan ga ik een croissant kopen.
Wat is hier het verwijswoord?
A
ik
B
dan
C
pauze
D
zin

Slide 8 - Quizvraag

Ik heb gesport en ik heb dorst. Daarom ga ik straks wat drinken.
Wat is hier het verwijswoord?
A
Ik
B
straks
C
wat
D
daarom

Slide 9 - Quizvraag

Ik heb gesport en ik heb dorst. Daarom ga ik straks wat drinken.
Waar verwijst DAAROM naar?
A
dat ik dorst heb
B
gesport
C
en
D
ik

Slide 10 - Quizvraag

Zo goed begrijp ik het nu:
😒🙁😐🙂😃

Slide 11 - Poll

Aan de slag!
  • Lees de toolbox van Lezen 3 -> verwijswoorden. Lees ook verder bij 'meer weten'!

  • Ga naar PLOT -> Lezen 3 -> les 3
  • Maak opdracht 2 t/m 4.
timer
1:00

Slide 12 - Tekstslide

PLOT les 3

Slide 13 - Tekstslide

Huiswerk & TaalVout
  • Lees de toolbox van Lezen 3 -> verwijswoorden. Lees ook verder bij 'meer weten'!

  • Ga naar PLOT -> Lezen 3 -> les 3
Maak opdracht 2 t/m 4.

- Tekst uit blinkotheek:
OW - woord(groep) / HG - zin
3 Signaalwoorden met tekstverbanden
3 Verwijswoorden met antecedenten

Slide 14 - Tekstslide