4M Big Test Term 1

4M Toetsweek 1
Preparation for the big test
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

4M Toetsweek 1
Preparation for the big test

Slide 1 - Tekstslide

Lesson plan
1. Content of the test
2. Grammar 2 Chapter 6: aangeplakte vragen
3. Grammar 1 Chapter 5: past perfect
4. Grammar 2 Chapter 5: voorzetsels
5. Grammar 3 Chapter 5: if / when
6. Grammar 1 Chapter 6: can / to be able to


Slide 2 - Tekstslide

1. Content of the test
  1. Stones 15 points
  2. Words 8 points
  3. Words 9 points
  4. Grammar 4 points
  5. Grammar 8 points
  6. Grammar 4 points
  7. Grammar 20 points
  8. Reading 4 points

Slide 3 - Tekstslide

Grammar
Reading
Stones
Words

Slide 4 - Tekstslide

Lesson plan
1. Content of the test
2. Grammar 2 Chapter 6: aangeplakte vragen
3. Grammar 1 Chapter 5: past perfect
4. Grammar 2 Chapter 5: voorzetsels
5. Grammar 3 Chapter 5: if / when
6. Grammar 1 Chapter 6: can / to be able to


Slide 5 - Tekstslide

Grammar 2 'aangeplakte vraag'
Een aangeplakte vraag gebruik je om erachter te komen of degene met wie je praat er net zo over denkt als jij.
NL = toch? hè? vind je niet?

VB
John's story is very sad, isn't it?
Het verhaal van John is heel verdrietig, toch?

Slide 6 - Tekstslide

Grammar 2 'aangeplakte vraag'
Als de zin bevestigend is (+), is de aangeplakte vraag ontkennend (-).
Als de zin ontkennend is (-), is de aangeplakte vraag bevestigend (+).

He was late, wasn't he?
He wasn't late, was he?

Slide 7 - Tekstslide

Grammar 2 'aangeplakte vraag'
Als er in de zin een vorm van 'to be' staat (am, are, is, was, were)
of een hulpwerkwoord (can, could, will, would, must, should) dan herhaal je deze in de aangeplakte vraag.

He could swim, couldn't he?
They can't drive a car, can they?

Slide 8 - Tekstslide

Grammar 2 'aangeplakte vraag'
Als er in de zin GEEN vorm van 'to be' of een hulpwerkwoord staat, dan moet je een vorm van 'to do' gebruiken.


Slide 9 - Tekstslide

Grammar 2 'aangeplakte vraag'
They like English, don't they?
 
                   (tt, geen shit)
They don't like English, do they?
   
           (tt, geen shit)
He works at Albert Heijn, doesn't he?
   
  (tt, wel shit)
He doesn't work at AH, does he?                (tt, wel shit)
He worked at AH, didn't he?                          (VT)
He didn't work at AH, did he?                        (VT)


Slide 10 - Tekstslide

Grammar 2 'aangeplakte vraag'
Let op!
Als er no, nothing of never in een zin staat, is het ONTKENNEND!

There is nothing left, is there?
                      -                            +

Slide 11 - Tekstslide

Extra aanvulling!! Let op!!!
Zinnen die beginnen met 'I am', 
krijgen als aangeplakte vraag aren't I ?

VB
I am taking her to the dentist, aren't I ?
I am not taking her to the dentist, am I ?

Slide 12 - Tekstslide

Extra aanvulling!! Let op!!!
Als de eerste werkwoorden in de zinnen 
have / has / had (+ voltooid deelwoord) zijn, dan herhaal je 'have', 'has' of 'had'  in de aangeplakte vraag.

VB
He has worked at Shell, hasn't he?
He has a sister, hasn't he?

Slide 13 - Tekstslide

Extra aanvulling!! Let op!!!
Let bij have/has/had goed op de verkorte vormen!!

VB
1. He's got a brother, hasn't he?
2. They've got 3 sisters, haven't they?
3. He hadn't grown much, had he?

Slide 14 - Tekstslide

Extra Exercises Question Tags
Handige online oefeningen over Grammar 2 Chapter 6: aangeplakte vragen

http://www.english-4u.de/question_tags_ex1.htm

klikbare link in volgende slide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Link

Lesson plan
1. Content of the test
2. Grammar 2 Chapter 6: aangeplakte vragen
3. Grammar 1 Chapter 5: past perfect
4. Grammar 2 Chapter 5: voorzetsels
5. Grammar 3 Chapter 5: if / when
6. Grammar 1 Chapter 6: can / to be able to


Slide 17 - Tekstslide

Grammar 1
Past Simple
- Iets is in het verleden gebeurd
- Nu afgelopen
- 1 woord
- ww + ed / 2e rij (onr)

VB    YESTERDAY, I CLEANED MY CAR.

Slide 18 - Tekstslide

Grammar 1
Past Perfect
- Verder in het verleden gebeurd dan andere gebeurtenis in het
   verleden
- 2 woorden
- HAD + voltooid deelwoord (=ww + ed / 3e rij onr)


Slide 19 - Tekstslide

Grammar 1


Slide 20 - Tekstslide

Fill in...
1. When she went out to play, she (do / already)  ................. her homework.
2. My brother ate all of the cake that our mum (make) ...................
3. The doctor took off the plaster that he (put on) .............. six weeks before.
4. The waiter brought a drink that I (not / order) .................
5. I could not remember the poem we (learn) ................the week before.
6. The children collected the chestnuts that (fall) ...............from the tree.

Slide 21 - Tekstslide

Fill in...THE ANSWERS
1. When she went out to play, she HAD ALREADY DONE her homework.
2. My brother ate all of the cake that our mum HAD MADE.
3. The doctor took off the plaster that he HAD PUT ON six weeks before.
4. The waiter brought a drink that I HADN'T ORDERED. 
5. I could not remember the poem we HAD LEARNED the week before.
6. The children collected the chestnuts that HAD FALLEN from the tree.

Slide 22 - Tekstslide

Fill in....

Slide 23 - Tekstslide

The Answers

Slide 24 - Tekstslide

Fill in...
Before he sang a song
he ............... (play) the guitar.

Slide 25 - Open vraag

Fill in.....
After the children............... (go) to bed, she watched a movie on Netflix.

Slide 26 - Open vraag

Fill in....
After Eric ......... (make) breakfast,
he ......... (phone) his friend.

Slide 27 - Open vraag

Lesson plan
1. Content of the test
2. Grammar 2 Chapter 6: aangeplakte vragen
3. Grammar 1 Chapter 5: past perfect
4. Grammar 2 Chapter 5: voorzetsels
5. Grammar 3 Chapter 5: if / when
6. Grammar 1 Chapter 6: can / to be able to


Slide 28 - Tekstslide

Dit papier uit je hoofd leren!

Slide 29 - Tekstslide

Lesson plan
1. Content of the test
2. Grammar 2 Chapter 6: aangeplakte vragen
3. Grammar 1 Chapter 5: past perfect
4. Grammar 2 Chapter 5: voorzetsels
5. Grammar 3 Chapter 5: if / when
6. Grammar 1 Chapter 6: can / to be able to


Slide 30 - Tekstslide

Grammar 9: IF or WHEN






Slide 31 - Tekstslide

Lesson plan
1. Content of the test
2. Grammar 2 Chapter 6: aangeplakte vragen
3. Grammar 1 Chapter 5: past perfect
4. Grammar 2 Chapter 5: voorzetsels
5. Grammar 3 Chapter 5: if / when
6. Grammar 1 Chapter 6: can / to be able to


Slide 32 - Tekstslide

Can/Could
She can skateboard very well.
He could skateboard like a pro.

can = kan, kunnen
could = verleden tijd van can

Slide 33 - Tekstslide

Can/Could
Met can/could geef je aan dat je iets beheerst, 
bijvoorbeeld lopen of een vreemde taal spreken.
Ook gebruik je deze ww als je praat over een vaardigheid.

I can speak two different languages.
He can play basketball.

Slide 34 - Tekstslide

Could
Could is de verleden tijd van can.
Gebruik je ook voor suggesties en beleefde vragen.

You could ask her. > suggestie
Could you give me the salt, please? > beleefde vraag

Slide 35 - Tekstslide

Ontkenning van can / could
De ontkenning van can = can't of cannot
I can't speak two different languages. 
He cannot  play basketball. 

De ontkenning van could = couldn't
She couldn't dance very well. 

Slide 36 - Tekstslide

'To be able to'
Met 'to be able to' geef je aan 
dat je in staat bent om iets te doen of dat iets mogelijk is.

I am able to run a marathon.
Vormen
am able to - are able to - is able to

Slide 37 - Tekstslide

VT van 'to be able to'
De verleden tijd van 'to be able to' is
was / were able to.

TT  He is able to run a marathon.
VT He was able to run a marathon.
VT They were able to run a marathon.

Slide 38 - Tekstslide

Ontkenning van 'to be able to'
TT: 
I'm not able to
He isn't able to
They aren't able to
VT:
He wasn't able to
They weren't able to


Slide 39 - Tekstslide

To be able to
Als iets jou tijdelijks wordt opgelegd van tijdelijke aard, dan betekent dat dat je het tijdelijk niet kunt maar later wel weer.

Voorbeelden:
I broke my leg, so I am not able to ride my bicycle.
She isn't able to swim because of her back injury.

Slide 40 - Tekstslide

Lesson plan
1. Content of the test
2. Grammar 2 Chapter 6: aangeplakte vragen
3. Grammar 1 Chapter 5: past perfect
4. Grammar 2 Chapter 5: voorzetsels
5. Grammar 3 Chapter 5: if / when
6. Grammar 1 Chapter 6: can / to be able to


Slide 41 - Tekstslide

Extra Exercises Question Tags
Handige online oefeningen over Grammar 2 Chapter 6: aangeplakte vragen

http://www.english-4u.de/question_tags_ex1.htm

klikbare link in volgende slide

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Link