Luisteren - soorten vragen en meer

Luisteren/gesprek
Ook hierbij:
  • tekstsoorten en -doel begrijpen
  • bedoeling van spreken/schrijver aangeven
  • gesproken tekst herkennen
  • betekenis van onbekende woorden opzoeken

1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Luisteren/gesprek
Ook hierbij:
  • tekstsoorten en -doel begrijpen
  • bedoeling van spreken/schrijver aangeven
  • gesproken tekst herkennen
  • betekenis van onbekende woorden opzoeken

Slide 1 - Tekstslide

Een voorbeeld van een gesloten vraag is: “Vind jij katten leuke dieren?”
In de journalistiek kom je vaak open vragen tegen, zoals: “Waarom vindt u dat mensen op de SP moeten stemmen?”
Luisteren - doel
  • Bron
  • Titel
  • Luister naar het intro
  • Spreektoon
  • Taalgebruik (ik vind ..., leg eerst ...)


Slide 2 - Tekstslide

Een voorbeeld van een gesloten vraag is: “Vind jij katten leuke dieren?”
In de journalistiek kom je vaak open vragen tegen, zoals: “Waarom vindt u dat mensen op de SP moeten stemmen?”
Luisteren - bron
Doel van de makers?

  • Nieuwszender: vooral informeren
  • Reclamefilmpje: overtuigen (de kijker overhalen om product te kopen)
  • Video Coolblue: instrueren (hoe op een telefoon aantekeningen maken)

Slide 3 - Tekstslide

Een voorbeeld van een gesloten vraag is: “Vind jij katten leuke dieren?”
In de journalistiek kom je vaak open vragen tegen, zoals: “Waarom vindt u dat mensen op de SP moeten stemmen?”
Luisteren - titel
Informeren: Wolf aangereden op de Veluwe

Overtuigen: Nooit meer te laat met een Google smartwatch!

Instrueren: Hoe installeer ik mijn tv?

Slide 4 - Tekstslide

Een voorbeeld van een gesloten vraag is: “Vind jij katten leuke dieren?”
In de journalistiek kom je vaak open vragen tegen, zoals: “Waarom vindt u dat mensen op de SP moeten stemmen?”
Luisteren - intro
In intro van een podcast of video wordt doel en onderwerp aangekondigd.

Slide 5 - Tekstslide

Een voorbeeld van een gesloten vraag is: “Vind jij katten leuke dieren?”
In de journalistiek kom je vaak open vragen tegen, zoals: “Waarom vindt u dat mensen op de SP moeten stemmen?”
Luisteren - toon
Spreektoon in luister-/kijkfragment bepaalt vaak doel

Informatief: rustig, neutraal, objectief

Overtuigen: actief, luider, sneller, enthousiast, subjectief

Slide 6 - Tekstslide

Een voorbeeld van een gesloten vraag is: “Vind jij katten leuke dieren?”
In de journalistiek kom je vaak open vragen tegen, zoals: “Waarom vindt u dat mensen op de SP moeten stemmen?”
Luisteren - taalgebruik
Overtuigen
'ik vind ..., ik denk ..., volgens mij ...'
'geweldig, super, vreselijk'
'waarom wacht je nog? Koop het gewoon'

Instrueren
'doe eerst je jas even uit en ga zitten'




Slide 7 - Tekstslide

Een voorbeeld van een gesloten vraag is: “Vind jij katten leuke dieren?”
In de journalistiek kom je vaak open vragen tegen, zoals: “Waarom vindt u dat mensen op de SP moeten stemmen?”
Luisteren
Actief luisteren:
  • afsluiten voor de omgeving
In een gesprek:
  • laat de ander uitpraten
  • lichaamstaal
  • bevestig / vat samen
  • vraag door

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soorten vragen
Er zijn twee soorten vragen: gesloten en open vragen.
  1. Gesloten vragen kun je beantwoorden met een kort antwoord, zoals 'ja' of 'nee'.
  2. Open vragen geven vaak een langer antwoord en werken daarom goed om een gesprek op gang te brengen.

Slide 9 - Tekstslide

Een voorbeeld van een gesloten vraag is: “Vind jij katten leuke dieren?”
In de journalistiek kom je vaak open vragen tegen, zoals: “Waarom vindt u dat mensen op de SP moeten stemmen?”

Slide 10 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Open maken
Je kunt van gesloten vragen ook open vragen maken, kijk maar:

Gesloten vraag: 
Gaat het goed met u?

Open vraag:
Hoe gaat het met u?

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Open maken
5 x W + H
Begin je vraag met:
  • Wie
  • Wat
  • Waar
  • Wanneer
  • Waarom
  • Hoe

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak van de volgende vraag een open vraag:

Hebben jullie gezien wat er gebeurd is?

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak van de volgende vraag een open vraag:

Vind je de nieuwe iPhone mooi?

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak van de volgende vraag een open vraag:

Gaat u naar Frankrijk op vakantie?

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Soorten vragen
Suggestieve vraag => het antwoord zit al in de vraag

U ben nu al drie keer overvallen. U heeft zeker geen vertrouwen meer in de politie? 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soorten vragen
Controlevraag => dit is een gesloten vraag die je gebruikt om te controleren of je iemand goed hebt begrepen. 
     *Informatie helder krijgen 
     *Iemand krijgt gelegenheid zijn gedachten nog eens goed te  
       formuleren.
- Begrijp ik het goed dat echt iedereen op die vergadering tegen het voorstel was?

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soorten vragen
Reflectieve vraag => is bedoeld om iemand over zijn eigen situatie of rol te laten nadenken.

- Wat denkt u dat er van u als minister verwacht wordt?

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soorten vragen
Vervolgvraag (doorvragen) => is een reactie op een ander antwoord. Je krijgt antwoord en reageert daar direct op. Dit noem je ook doorvragen.

- Wat bedoelt u daarmee?

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soorten vragen
Meerkeuzevraag => waarbij meerdere antwoorden zijn gegeven waaruit iemand een keus kan maken.

- Hoe tevreden bent u over onze diensten?
  1. zeer tevreden
  2. tevreden
  3. ontevreden   

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soorten vragen
Impertinente vraag => de interviewer schaamt zich er niet voor om een lastige vraag te stellen. Het is een vraag over een onderwerp dat jou eigenlijk niets aangaat.

- Klopt het dat uw vrouw bij u weg wilt?

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soorten vragen
Wedervraag => stel je als antwoord op een andere gestelde vraag. Een wedervraag is vaak kritisch.

- En waarom wilt u dat van mij weten?

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan het woord komen ...
• Afwachten tot er een stilte valt en dan praten.
• Antwoord geven en daarna eigen informatie toevoegen.
Bijvoorbeeld: ‘Ja dat klopt, maar …’
• Lichaamstaal (non-verbale communicatie). Bijvoorbeeld oogcontact.
(Een spreker die (bijna) klaar is met spreken, richt zijn/haar ogen meestal op de groep en/of de volgende spreker.)
• Je maakt de zin van de ander af (vorm van onderbreken).

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan het woord blijven ...
• vraag van de spreker herhalen
• woorden of zinsdelen van jezelf herhalen
• standaardzinnen gebruiken (“Dat is een moeilijk te beantwoorden vraag”).
• tussenzinnen gebruiken voordat je bij de kern komt.
• op een opvallend moment pauzeren (zeg ‘en’, men weet dan dat er nog iets volgt)

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gesprek en doel
Vaak: informatie uitwisselen
Doel volgen, niet afdwalen:
• expliciet benoemen doel
Bijvoorbeeld: Zou je me meer willen vertellen over …
• expliciet benoemen als je afdwaalt
Bijvoorbeeld: Ik merk dat we afdwalen. Volgens mij gaat het erom dat …
• een ander het woord geven
Bijvoorbeeld: Hugo, ik ben benieuwd welke informatie jij hebt over …

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

LSD
Luisteren
Samenvatten 
Doorvragen

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samenvatten
Je laat merken dat je luistert


Brengt overzicht en structuur

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doorvragen
  • Na een antwoord kun je even nadenken en doorvragen.
  • Dat betekent dat je met een nieuwe vraag ingaat op het antwoord van de geïnterviewde.
  • Je vraagt door wanneer je het gevoel hebt dat de geïnterviewde nog niet voldoende antwoord heeft gegeven.

antwoord heeft gegeven.

Slide 29 - Tekstslide

Bijvoorbeeld:

Interviewer: “Vindt u uw werk als leraar leuk?”
Leraar: “Ja.”
Interviewer: “Wat vindt u er zo leuk aan?”
Leraar: “Ik vind het heel leuk om met kinderen te werken.”
Interviewer: “Wat vindt u daar leuk aan?”
Leraar: “Kinderen hebben zo’n frisse kijk op de wereld, daar word ik vrolijk van. Wij volwassenen zitten soms nog zo vastgeroest in onze eigen denkbeelden. Door te werken met kinderen kom ik daar een beetje los van.”