210205 Samengestelde zinnen

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

                 Welkom

Doelen van deze les

Je weet wat enkelvoudige en samengestelde zinnen zijn.

Je kunt hoofdzinnen en bijzinnen aanwijzen
in samengestelde zinnen.

Samengestelde zinnen

De studente gaat bij een winkel werken.

+

Zij wil geld verdienen voor haar rijbewijs.

=

De studente gaat bij een winkel werken, want zij wil geld verdienen voor haar rijbewijs.

Hoofdzin en bijzin

In een samengestelde zin staat minimaal één hoofdzin.

Een hoofdzin is ook zonder het andere deel een goede zin.

In een hoofdzin staan er geen woorden tussen ond en pv.

Ik koop een ijsje en ik koop een hamburger.

hoofdzin + hoofdzin

Hoofdzin en bijzin

In een samengestelde zin staat minimaal één hoofdzin.

Een hoofdzin is ook zonder het andere deel een goede zin.

In een hoofdzin staan er geen woorden tussen ond en pv.

Ik koop een ijsje, want ik heb het warm

hoofdzin + hoofdzin

Hoofdzin en bijzin

In een samengestelde zin staat minimaal één hoofdzin.

Een bijzin is zonder het andere deel geen goede zin.

In een bijzin kunnen er woorden staan tussen ond en pv.

Ik koop een ijsje, omdat ik het warm heb.

hoofdzin + bijzin

Hoofdzin / bijzin

Ik ga met de bus naar school, omdat mijn fiets kapot is.

Deze politicus is sympathiek, maar ik stem niet op hem.

Hoofdzin / bijzin

Ze gaat naar Spanje, want ze wil een strandvakantie.

Jullie halen een goed cijfer als jullie je huiswerk maken.

Waaruit bestaat deze samengestelde zin?

Ik zit op voetbal, omdat ik graag wedstrijden speel.

1. hoofdzin + hoofdzin
2. hoofdzin + bijzin
3. bijzin + hoofdzin
4. bijzin + bijzin

Waaruit bestaat deze samengestelde zin?

Ik heb hem gebeld, maar hij neemt alweer niet op.

1. hoofdzin + hoofdzin
2. hoofdzin + bijzin
3. bijzin + hoofdzin
4. bijzin + bijzin

Waaruit bestaat deze samengestelde zin?

Voordat ik hem kende, was ik nog nooit verliefd geweest.

1. hoofdzin + hoofdzin
2. hoofdzin + bijzin
3. bijzin + hoofdzin
4. bijzin + bijzin

Wat is een voegwoord?

Hoofdzin / bijzin

Deze politicus is sympathiek, maar ik stem niet op hem.

Ze gaat naar Spanje, want ze wil een strandvakantie.

Ik ga met de bus naar school, omdat mijn fiets kapot is.

Jullie halen een goed cijfer als jullie je huiswerk maken.

Voegwoorden

Nevenschikkend: en, want, maar, of

Ik koop een trui en ik verkoop die met winst.

Ik draag een trui, want ik heb het koud.

Ik draag laarzen, maar mijn voeten worden toch nat.

Wil je een kopje thee of drink je liever koffie?

Voegwoorden

Onderschikkend: 

omdat, als, dat, doordat, omdat, totdat, zodat, voordat, hoewel, tenzij, terwijl, toen, of

Mijn been zit in het gips, omdat ik mijn kuit gebroken heb.

Hij appte zijn broer, terwijl hij gewoon op de fiets reed.

Ze mailde me dat ze morgen niet zal komen.

Aliyah is allergisch voor koemelk, maar ze mag wel sojamelk drinken.

De brandweer ging het gebouw niet binnen, omdat er instortingsgevaar was.

Het werd een heel gezellig feest, hoewel er niet veel mensen waren.

Op dat terrein komen huizen of er wordt een supermarkt gebouwd.

Zin 5

1. nevenschikkend voegwoord
2. onderschikkend voegwoord

Zin 6

1. nevenschikkend voegwoord
2. onderschikkend voegwoord

Zin 7

1. nevenschikkend voegwoord
2. onderschikkend voegwoord

Zin 8

1. nevenschikkend voegwoord
2. onderschikkend voegwoord

Hoe goed ken jij nu de begrippen samengestelde zin, enkelvoudige zin, hoofdzin en bijzin?

😒🙁😐🙂😃

Hoe tevreden ben jij over deze les?

😒🙁😐🙂😃