5. Allemaal anders

5. Allemaal anders
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

5. Allemaal anders

Slide 1 - Tekstslide

Bespreken huiswerk

Slide 2 - Tekstslide

Opdracht 4

Slide 3 - Tekstslide

Nodig voor fotosynthese
Wordt geproduceerd bij fotosynthese
Licht
Water
Koolstofdioxide
Zuurstof
Glucose

Slide 4 - Sleepvraag

Volgende week
  • Repetitie
  • Basisstof 1 t/m 5
  • Van basisstof 5 (alleen de dieren).

  • Kant en klare samenvatting in je boek! 

Slide 5 - Tekstslide

Puzzel

Slide 6 - Tekstslide

Leerdoel
  • Je kunt aanpassingen bij dieren noemen

Slide 7 - Tekstslide

Verschillen tussen organismen
Er zijn aanpassingen aan:
  • Hun manier van leven
  • Hun omgeving
  • Ademhaling, beweging, voeding, verdediging & voortplanting.

Slide 8 - Tekstslide

Waterdieren

  • Leven in het water.
  • Hebben vinnen om te sturen.
  • Zijn gestroomlijnd: kop, lijf & staart lopen in elkaar over.

Slide 9 - Tekstslide

Zowel de schildpad als de dolfijn hebben een gestroomlijnd lichaam
A
Onjuist
B
Juist

Slide 10 - Quizvraag

Voeden



Een snuit van een varken, het gebit van een mens, de snavel van een vogel. Allemaal aangepast naar hun leefwijze.
  • Kegelsnavel → zaden
  • Pincetsnavel → insecten
  • Haaksnavel → vlees
  • Priemsnavel → bodemdiertjes
  • Zeefsnavel → zeven uit water

Slide 11 - Tekstslide

Wat eet de vogel?
Diertjes in het zand
Insecten
Noten en zaden
Vlees
Plankton 

Slide 12 - Sleepvraag

Slide 13 - Video

Bewegen
  • Zoolgangers
  • Teengangers
  • Topgangers (hoefgangers)

  • Dit zijn aanpassing op de ondergrond.

Slide 14 - Tekstslide

Zoolganger
  • Loopt op zijn hele voetzool (van hielbeen tot en met de teenkootjes). 
  • Voordeel: hij verdeelt zijn gewicht over een groot oppervlak en zakt niet snel diep weg in een zachte ondergrond zoals bijv. sneeuw.
  • Nadeel: een zoolganger is minder snel.

Slide 15 - Tekstslide

Teenganger
  • Loopt op zijn tenen (alleen op de teenkootjes).
  • Voordeel: hij kan zachtjes sluipen, hij kan snel sprinten.
  • Nadeel: bij lange afstanden is hij minder snel.

Slide 16 - Tekstslide

Topganger (hoefganger)
  • Loopt op het puntje van zijn tenen (alleen op het laatste teenkootje/hoef)
  • Voordeel: hij heeft enorm lange poten/benen en kan daardoor heel hard lopen.
  • Nadeel: bij drassige ondergrond zakt hij makkelijk de bodem in.

Slide 17 - Tekstslide

Waar horen honden bij?
A
Topgangers
B
Teengangers
C
Zoolgangers

Slide 18 - Quizvraag

Zoolgangers               Teenganger    Topganger

Slide 19 - Tekstslide

Verdediging bij dieren
Tegen vijanden:

  • Stekels of gifstekels
  • Schutkleur => onzichtbaar
  • Schild
  • Vacht tegen kou

Slide 20 - Tekstslide

Er zijn verschillende manieren waarop dieren warmte kwijt raken.

Welke aanpassing heeft de olifant om af te koelen?
A
Luchtstroom
B
Zomervacht
C
Grote oren
D
Dikke vetlaag

Slide 21 - Quizvraag

Aan de slag
  • Basisstof 5: vraag 2, 3, 7 en 8.
  • Leren voor de repetitie
  • Oefenen op biologiepagina.nl 

Slide 22 - Tekstslide